585 mijn inzien niet het geval, wanneer tot die bijkomende straf ook worden verwezen, zoodanige militairen, die reeds reglementair in de tweede klasse van militaire discipline geplaatst, of bij de strafdetachementen ingelijfd zijn, op grond dat volgens Gouvernements besluit dd. 4 Februari Ï882, in verband beschouwd met de ministerieele depêche dd. 1 November d. a. v. La I, N°. 2, onder de in artikel 14 bedoelde klasse van militairen aan eene gestrengere krijgstucht onderworpen, in Indië verstaan moet worden de tweede klasse van militaire discipline. De toepassing van artikel 14 op dergelijke militairen, komt mij voor doelloos en ondermijnend voor de krijgstucht te zijn. Yolgens artikel 31 van het Reglement op de krijgstucht, is toch het doel der plaatsing in de 2<le klasse de verbetering van den militair, die dan ook daaruit niet wordt ontslagen, dan nadat hij voldoende bewijzen van beterschap heeft gegeven. Dit doel kan naar mijn inzien niet worden bereikt bij een reeds in de 2de klasse geplaatsten militair, die ter zake van een misdrijf, behalve tot militaire detentie, bovendien nog tot de bijkomende straf, bedoeld bij het meergemelde artikel 14, wordt verwezen. Een militair, die weet dat hij na het ondergaan van de bij vonnis be volen plaatsing, toch in die tweede klasse blijft, mist eiken prikkel om zich goed te gedragen. Bij de militairen, die reeds bij de strafdetachementen zijn ingelijfd, is dit in veel hooger mate het geval. Immers deze, die wegens hunne on handelbaarheid reeds aan de gestrengste krijgstucht waren onderworpen, geraken nu, ten gevolge van eene veroordeelin g, krachtens artikel 14 tij delijk in eene veel betere positie, en worden gedurende den bij het vonnis bepaalden tijd aan die lichtere krijgstucht onderworpen, waarvoor zij hebben getoond ongevoelig te zijn. Dat dit een en ander niet de bedoeling van den strafrechter kan zijn, en op de discipline een slechten invloed moet uitoefenen, ben ik met den Leger commandant, die mijne aandacht hierop heeft gevestigd, volkomen eens, en ik deel dan ook geheel de door Zijne Excellentie gekoesterde vrees, dat dit vooral aan de bij de strafdetachementen ingelijfde militairen aanleiding zal geven tot het met opzet plegen van misdrijven, ten einde zoo lang mo gelijk bevrijd te blijven van den meest knellenden band der krijgstucht. Onder opmerking ten slotte, dat ook het Reglement op de 2de klasse van militaire discipline, Algemeene Order 1877, No. 10, slechts ten deele op hen, die krachtens vonnis daarin zijn geplaatst, kan worden toegepast, zooals UEdelGestrenge na aandachtige lezing zal blijken, heb ik mitsdien

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1884 | | pagina 596