592
De wijzers of beweegbare armen zijn langwerpige rechthoeken,
vervaardigd van dunne planken, of van zeildoek, dat op een raam
gespannen is, of van dun plaatijzer. De breedte van een wijzer is
minstens 0.3 en de lengte minstens 1 meter. De wijzers, twee in
getal, worden steeds gebruikt aan een seinpaal met vasten dwarsarm.
(zie plaat IY).
Zij worden een eind beneden dien arm met het einde aan den
paal verbonden door schroefbouten, zoodat zij om die bouten kunnen
draaien, de eene wijzer vóór en de andere achter den paal, en de
eene zoo hoog boven den anderen dat, wanneer beide wijzers tegelijk
in schuinen stand zijn, er uit de verte gezien geen twijfel kan be
staan, welke wijzer de bovenste is.
Door nu aan den wijzer op zijner lengte, van den paal af gere
kend, een touw te bevestigen, en dit te laten loopen over een katrol,
welke op halven wijzerlengte-afstand aan den dwarsarm vastgemaakt
is en verder naar beneden loopt, kan men, door aan dit touw te
trekken en het te vieren, gemakkelijk den wijzer een schuinen stand
doen aannemen naar boven of naar beneden, of hem geheel langs
den paal doen vallen.
Om den wijzer vast te zetten heeft men aan het losse eind van
het touw slechts een ring vast te maken, welke op de spijkers gezet
wordt, die op bekwame hoogten in den paal zijn geslagen.
Met dezen toestel worden zes teekens gegeven, namelijk:
een wijzer, onverschillig welke, schuin omhoog, de andere langs
den paal;
een wijzer, onverschillig welke, schuin omlaag, de andere langs
den paal
beide wijzers schuin omhoog
beide wijzers schuin omlaag
de bovenste wjjzer schuin omhoog en de onderste schuin omlaag;
de bovenste wijzer schuin omlaag en de onderste schuin omhoog.
Op plaat 11 zijn deze verschillende standen aangegeven.
De manden bestaan uit een licht geraamte en eeu vlechtwerk van
rottan of bamboe.
Terwijl voor de vroeger besproken groote afstandseinen drie soorten
in gebruik zijn, namelijk bolvormige-cylindervormige- en kegelvormige-