- 611 seconden te verduisteren, of met die tusschenruimten van tijd het hoorbare of zichtbare signaal te geven. Het stelsel van den Heer Vreede berust daarentegen op het meten der tijdruimten gedurende welke het licht zich, afgewisseld door verduisteringen, vertoont, of andere signalen hoorbaar of zichtbaar blijven. Het zijn dus hier de verduisteringen, den tijd van verwijde ring van het zichtbaar voorwerp of de pauzen tusschen het geluid, welke de te observeeren tijdruimten begrenzen. Door middel van een vernuftig uitgedachten toestel worden de seinen op machinale wijze gegeven en door den waarnemer op machinale wijze opgeteekend. Dit is iets kenmerkends in de vinding van den Heer Vreedehetwelk bijzondere appreciatie verdient. Evenwel mag men zich mijns inziens door de schijnbare eenvoudigheid niet laten verleiden om aan te nemen, dat de zwarigheden van seinen en observeeren nu zoodanig overwonnen zijn dat ook aan ongeoefenden de bediening van den toestel zou toevertrouwd kunnen worden. De gelijkmatige beweging van den zwengel, waarbij de beweging van den wijzer op de wijzerplaat met het oog moet gevolgd worden, vereischt al zekere oefening, en fouten hierbij gemaakt kunnen verdubbeld wor den, als de waarnemer met zijn zwengel overeenkomstige fouten maakt. Om de gewenschte zekerheid te hebben zal men dus zeker liever een veerwerk aanbrengen. Daardoor wordt de toestel echter weer kostbaarder en, wat meer beduidt, meer gecompliceerd. Zal de toestel met raderwerk en hefboomstelsel bij betrekkelijk gering gewicht eenvoudig en solide genoeg kunnen geconstrueerd wor den, om schokken bij gedurig transport te kunnen verdragen, om onder alle omstandigheden goed te werken, zonder veel reparatie en aanhoudend schoonmaken noodig te hebben? Deze vragen zouden alleen in de praktijk afdoende kunnen beoor deeld worden. Doch, aannemende dat de toestel in dit opzicht niets te wenschen overlaat, dan geloof ik toch, dat de uitvinder de practische bruikbaarheid overschat ten koste van andere stelsels van optische telegraphie. Zoo mogen wij geenszins als juist erk nnen, wat hij in het begin van zijn opstel beweert: „dat men aan den wal's nachts lantaarns „gebruikt, die zoo zij slechts weinig in aantal zijn, ook het doen

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1884 | | pagina 622