618
Geen regel nochtans zonder uitzondering.
Het is waar, niet allen, ook van het kritiekersgilde zijn van ééue
stof gemaakt en ook onder hen treft men zeer enkele, goedige lui
aan, die bijzonder veel aan „water en melk" doende, echter in een
tegenovergesteld kwaad vervallen en niet gaarne iets niet goed
zouden willen vinden, hoe overtuigd zij ook van het tegendeel zijn.
De overgroote meerderheid echter is „nurks, nijdig en naar."
Edochmen onderscheide ten allen tijde wèl, of men personen
dan wel zaken bespreekt.
Wil men b. v. een (nog wel: voorloopig) voorschrift op den veld
dienst kritiseeren, dat dus eerst later, gezuiverd van fouten en
aangevuld met het ontbrekende, in een definitief voorschrift zal
herschapen worden, wees dan zonder genade en wijs zelfs op
minder duidelijke redactie, al meenen ook een paar, door den Maker
opgeroepen fuseliers, dat de gewraakte volzinnen wel duidelijk zijn.
Doch al ware het nu eens, dat de boekbeoordeelaar van de 25
bemerkingen er slechts 5 ten rechte had onder de aandacht gebracht,
wees dan althans erkentelijk voor die 5 juiste bemerkingen.
Met die juiste aanteekeningen toch is voordeel te doen, terwijl eene
bezadigdealleszins juiste weerlegging van de 20 andere een des
te helderder licht op het overige van den arbeid zal doen schijnen.
De beoordeelaar van het voorloopig voorschrift heeft immers dan
„iets" gepresteerd, dat in ieder geval waardeering verdient; hij heeft
niet, men houde ons deze banale uitdrukking ten goede, als de groote
hoop, stil gezeten.
H. C. A. R,., nu het blijkbaar een deel van zijn eigen werk geldt,
denkt echter over dien arbeid geheel anders, zooals uit zijn opstel
blijkt, voorkomende in de eerste aflevering van dezen jaargang, en
hij laat het aandeel, dat hij in de samenstelling van het proefvoor-
schrift gehad heeft, dan ook zóó sterk uitkomen, dat dit alleen als
„circonstance atténuante" kan worden bijgebracht, niet slechts voor
den „wrevel", welke doorloopend zijn opstel ademt, maar ook voor
de nu en dan niet afdoende manier, waarop hij ons beweren denkt
te hebben weerlegd.
Wij zullen dit in den loop van ons opstel door bewijzen staven.