620
tevens op een „weg" te doelen), dat men bij iedere verhevenheid den
voet, de zijden, de helling en de kruin (of kam of kopheeft te on
derscheiden. Zeggen nu niet reeds deze benamingen o. a. van „kam",
en „kop" genoeg, om hier alleen aan eene hoogte, een heuvel, dus
aan eene verhevenheid te denken en niet aan een weg, zooals H. C. A.
R. beweert. Het spijt ons niet weinig, dat H. C. A. R. niet aan zijne
2 Europeesche sergeanten, 2 Europeesche korporaals en 2 fuseliers
van gelijken landaard (blz. 4 van zijn opstel) den volzin in quaestie
heeft voorgelegd, om tot de wetenschap te geraken of altemet ook
die menschen er uit lezen, dat daar ter plaatse eigenlijk op „een
weg" gedoeld wordt.
H. C. A. R. besluit zijne weerlegging met„beide uitdrukkingen [èn
die in de Terreinleer, èn die in het velddienstreglement] „zijn dus juist".
Wij laten nu aan de lezers over te beoordeelen, of zijn „dus juist''
reden van bestaan heeft.
Omtrent 15 teekenden wij aan, dat het beter ware geweest,
het woord „rizophoren" toe te lichten en dat ieder soldaat wel weet,
wat een pagger is, maar bijna niemand rizophoren kent.
Wij dienen hierbij te vermelden dat het woord heg in 3 nader
is aangeduid geworden door „pagger."
Wij durven hier de onderstelling te uiten, dat van de 100 offi
cieren, er 99 deze bemerking zullen beamen.
H. C. A. R. is dan ook misschien juist die ééne van de 100, die
onze bemerking niet accepteert. Volgens hem is de door ons ge
vraagde toelichting minder noodig, omdat men mag aannemen, dat
zij die eene tactische verkenning moeten maken, uit de Terreinleer
wetenwat „rizophoren" zijn. Aan de lezers laten wij alweder over
te oordeelenen aan H. C. A. R. mogen wij de mededeeling niet
schuldig blijven, dat naar onze meening op de 25 officieren er geen
5 (wij zullen het nu maar eens zeer ruim nemen) gevonden worden,
die weten wat „rizophoren" zijn.
H. C. A. R. blijft het voorts goed vinden, om in een statistisch
rapport te spreken van eene gemeenteomdat, let wel: „gemeente
Batavia" beter klinkt dan „kampong of plaats."