624 Men mag echter niet vergeten, dat men eeue en dezelfde zaak in goed en slecht Hollandsch beduiden kan, zonder dat uit eene minder goede redactie al dadelijk begripsverwarring behoeft te volgen. Omtrent het „zich melden als commandant van een marcheerenden „troep bij iederen meerdere, dien men tegenkomt", haalt H. C. A, R. een voorbeeld aandat werkelijk „afschrikwekkend is. Een detachement, marcheerende van Toengkoep en tegen 6 uur n. m. de poort van Panteh-Perak binnenrukkende, om naar kampong Gedah te gaan, zou minstens 25 maal moeten halt houden. Wij zullen een sterker voorbeeld aanhalen. Zooals men zich herinneren zal, handelt iedere detachements commandant in Duitschland op de wijze, als door ons aanbevolen werd. Wanneer nu b. v. een wachtcommandant des zondags middags te Berlijn de wacht gaat betrekken, komt hij zeer mogelijk 250 supe rieuren tegen en vermeent nu H. O. A. E. dat dan die wachtcomman dant 250 keer zijne wacht doet halt houden? Hij gelieve echter nog eens over te lezen, wat wij op blz. 198 neerschreven en als hij dan niet onwillig in het goed begrijpen is, zal hij zien dat wij de „melding" in quaestie van een marcheerenden troep „op den grooten weg" (m. a. w. „buiten het garnizoen") aanbe valen", b. v. van Toengkoep naar Lambaroe gaande, en niet van Panteh-Perak naar kampong Gedah, den weg naar den kraton nemende. Yan draagpaarden, welke lastig zijn bij het opladen of in de na bijheid van andere paarden, wordt zoo min mogelijk gebruik gemaakt. Zij worden echter steeds aan den staart der colonne ingedeeld. Naar aanleiding van onze daaromtrent gemaakte bemerking, dat men uit de redactie tot de verkeerde gevolgtrekking zou kunnen komen, dat aan den staart bij voorkeur lastige paarden worden inge deeld, zegt H. C. A. R.dat deze gevolgtrekking niet zuiver is. Toch schijnt hij niet erg gerust op dit punt, naardien hij volgen laat: „voor lezers, als de beoordeelaarzou kunnen geschreven „worden: moet niettemin van zulke paarden gebruik worden gemaakt, „dan zullen zij steeds aan den staart der colonne worden ingedeeld."

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1884 | | pagina 635