53 de braven en verdienstelijken onder hen dus wel ten volle ieders deelneming verdienen. En zeer zeker zou dat door een oud-majoor geschreven courantenstukje bitter ontmoedigend voor hen zijn, zoo hier, wat zijnerzijds onmogelijk het geval kan wezen, eenige grievende bedoeling had voorgezeten en het niet aan eene dwaling, tengevolge van minder juiste opdehoogtestelling, ware toe te schrijven. Neen, een courantenartikel, waarin alleen over hun heldenmoed en de diensten, die zij ons daardoor in Atjeh zouden kunnen bewij zen, wordt uitgeweid, terwijl zij overigens zoo vernederend, evenals onbeschaafde Negers, Alfoeren of als tot al of niet gevaarlijke sujetten opgroeiende leegloopers worden besproken, kan, hoewel het, in elk geval, al dadel ijk eene vrij onhandige lustopwekking is, om ons tegen den Atjeher te hulp te snellen, weinigen uitgezonderd, op de tegen woordige Inlandsche kinderen, zoowel burgers als militairen, van welke categorie ook, niet van toepassing zijn. Met het volste recht zouden zij thans den schrijver van dat stukje kunnen toevoegen: „Als wij dan alleen dienen aanbevolen om onzen heldenmoed, en de „verdere voorstelling, die gij van ons geeft, juist is, waarom richt gij „dan geen dusdanige korpsen met uwe veroordeelden en banne lingen op? Daaraan toch zouden vrij wat minder bezwaren en gel delijke opofferingen verbonden zijn. Men behoeft hun slechts remissie „van straf toe te zeggen en gij zult zien, hoe zij, bij een meer dege lijke voeding en met het oog op de te erlangen invrijheidstelling, „den Atjeher vernietigen en de ongehoordste wonderen van moed en „dapperheid vertoonen zullen." Het gaat dan ook niet aan, om, zooals Schr. dat doet, in 't al gemeen over de Inlandsche kinderen, waarvan de meesten, bij dien terecht bezongen heldenmoed, in vele opzichten, vooral in dat wat men zedelijk gelieft te noemen, ver boven het gros der Europeesche soldaten in ons Leger verheven zijn, in een dagblad (Schr. zelf doet uitkomendat zij inzage van dagbladen nemen) op eene wijze, als gold het een vreemd, nog weinig bekend menschenras, te spreken en in holle, lijnrecht met elkaar in strijd zijnde phrasen, waaruit schier zijn geheele stukje bestaat, een publiek oordeel over hunne mindere of meerdere gevaarlijkheid te vellen; een oordeel, dat ge lukkig nooit minder logisch cn zonneklaarder met zichzelve in cop-

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1884 | | pagina 64