651
na te melden overwegingen. Had die Militaire Commandant de be
voegdheid van dat bezwaarschrift, aan den Krijgsraad gerichtkennis
te nemen en reclamant te straffen, al zoude ook de klacht op eene
oneerbiedige wijze gesteld zijn Geenszinsde klacht toch was gericht
aan den Krijgsraad en nu moge de hiërarchische weg zijndat die
klacht door tusschenkomst van andere autoriteiten wordt ingediend,
deze mogen daarvan geen kennis nemen in dien zin, dat hun ter
beoordeeling staat of daarin uitdrukkingen voorkomen die misschien
kwetsend zijn voor anderen en of die aanleiding geven tot administra
tieve (disciplinaire) bestraffing.
Het ligt toch in den aard der zaak dat de autoriteit aan wie
een stuk is gerichtook alleen de bevoegdheid bezit om dat te be-
oordeelen.
Reeds uit dat beginsel had de strafoplegger, die het stuk slechts
ontving ter doorzending, zich moeten onthouden van eene beoordee
ling daarvan.
Hij maakt misbruik van het stuk, door in eene beoordeeling te
treden en eene disciplinaire straf op te leggen.
Die handeling van den gezaghebbende was ook zeer gewaagd
vermits aan den Krijgsraad dan toch de beslissing over den inhoud
van de klacht in zijn geheel niet kan worden ontzegd en hij zich
aan een démenti van dat Collegie blootsteldeindien het goed mocht
vinden expressis verbis te verklaren, dat de bewoordingen van de
klacht behoorlijk waren.
Hiertoe bestond alle grond, daar toch eene klacht over eene opgelegde
straf is eene verdediging daartegen, en naar alle mogelijke rechts
beginselen het recht van verdediging onbeperkt is.
Bovendien daar het tot het onderzoek van den krijgsraad zoude
behooren, om na te gaan of inderdaad het onderzoek tegen den recla
mant tegen alle regelen der militaire hiërarchie en voor hem hoogst
krenkend en vernederend is gehoudenkwam niemand anders dan
den Krijgsraad het oordeel over die ivoorden toe.
De Krijgsraad had alleen het recht om van den inhoud d. i. ook van
de woorden kennis te nemen en deze moest naar bevinding der zaak
daaromtrent beslissen en uitspraak doen, waartoe ook behoort de
verwijzing naar den disciplinairen rechter, indien daartoe termen bestaan.