652
Op welke wijze is het door reclamant geleden onrecht gebeterd?
Het antwoord op die vraag geeft art. 3 staatsblad 1874 nJ. 28
met de bepaling dat bij gegrondbevinding der klacht, de Krijgsraad
en de Chef verplicht zijn het arrest op te heffen en de straf en straf
reden van het strafhoek te schrappen. Fraai herstel van geleden
onrecht voorwaar! En de Chef die zoo misbruik maakt van zijn
gezag, welke correctie valt hem te beurt? Daarover zwijgt de wet en
de gelaedeerde partij blijft daarvan onwetend.
Nog een derde geval van zeer recenten datum. Onlangs, zeer
kort geleden, verstoutte zich een zekere Militaire Commandant die
zelf strafoplegger is, den Officieren-Commissarissen, met de gerechtelijke
instructie der reclame belast, te bevelen, om reclamant „a son bon
gré" op vraagpunten door hem, strafopleggergesteld te hooren, ge
tuigen door hem, strafopleggeropgegeven te verhooren, en toen zij
bezwarenop de wet gegrond, inbrachten, werd de commissie een
voudig daartoe gelast. Zoowel officieren-commissarissen als de reclamant
hebben terecht protest tegen die arbitraire handelwijze aangeteekend.
Wat dunkt u thans Mati Panari van het intellect van die Mili
taire Commandanten. Wij deelden hier slechts eenige voorbeelden
mede. Kunt gij thans nog onze rechtmatige verontwaardiging over
dergelijke arbitraire handelingen niet best vatten en lijden wij waar
lijk aan eene te groote prikkelbaarheid onzer waarnemingsvermogens.
Ten slotte nog eene enkele opmerking. Mati Panari ziet „in het
bezit van den Meester titeldie in Indië na een poosje griffierens
tot het 'ambt van Auditeur leidtgeene waarborgen dat de over
dracht der bevoegdheid tot vervolgen eene verbetering zal zijn."
Eilacijhet schijnt Mati Panari totaal onbekend te zijn dat de
rechterlijke ambtenaar in den regel zijne loopbaan begint als Substi
tuut-Griffier bij een Raad van Justitie alwaar hij in staat wordt
gesteld zich op elk gebied in het recht te bekwamen; nadat hij een
paar jaar als zoodanig heeft gefungeerd, wordt hij bevorderd tot
Substituut-Officier van Justitie, bij welke betrekking hij het ambt
van Auditeur-Militair waarneemt; na minstens eenige jaren ook in
die betrekking werkzaam geweest te zijn, wordt hij tot Auditeur-Mi
litair benoemd bij den Krijgsraad te Willem I dan wel te Atjeh
en treedt hij alsdan geheel zelfstandig op. Bedenkt men daarbij