668
aan. Dat leger kan zich aansluiten bij, kan steunen op een kern
van vrijwilligers, waaromheen de volkswapening zich schaart. De
kern, het staande leger, (de 30.000 vrijwillig dienenden) moet dan
echter niet alleen bestemd zijn om ons land aan de buitenste grenzen
te verdedigen bij den eersten aanloop des vijands;—ik vrees, dat
we zoodoende, d. i. bijv. door de vrijwilligers allen buiten de liniën
te laten strijden, de kern al spoedig verloren zouden hebben! (1)
Mij komt het trouwens voor, dat de Regeering zich nog wel tweemaal
zou bedenken alvorens dit te wagen!"
„Maar dit is een detail, waarover hier niet verder kan gesproken
worden. Yoor mij is dit de hoofdzaak, dat men over „de kern" «aar
behoefte kunne beschikken in en buiten Europa (d. i. in Indië). Ik
wensch hier echter dadelijk bij te voegen, dat ik niet zou wenschen
van hier uit georganiseerde afdeelingen naar Java te zenden, aller
minst zulke afdeelingen in Indië voetstoots voor den vijand zou willen
brengen. Ik vergeet den Java-oorlog niet; het lot der verschillende
georganiseerd uitgezonden en bijeengehouden afdeelingen is mij zeer
goed bekend. Hebben zelfs de mariniers in Atjeh geen buitengewoon
groote verliezen geleden? Immers ja! Natuurlijk moet de soldaat,
die in Indië ontscheept wordt, niet prijs gegeven worden aan zijne
zucht naar Europeesche toestanden; hij moet voorgegaan en geleid
worden door hen, die het klimaat en zijn invloeden, zijn hulpmiddelen,
zijn gevaren kennen! Maar ik zie niet in, dat het onmogelijk zou zijn
hier te lande een staand leger te hebben, welks bestanddeelen in de
kleinste onderdeelen, zelfs hoofdelijk, ter beschikking gesteld werden
(bij afwisseling) van den Legercommandant in Indië."
„Bij zulk eene organisatie zou men tevens hier te lande partij
kunnen trekken van de ontzaggelijk groote krachten hier aanwezig,
en uit de gelederen van het Indische leger afkomstig. Het treft
mij dagelijks, bij de aanhoudende mutatiën onder gepensionneerden
en gegageerden der Indische armee, wier aantal zich niet tot eenige
duizenden bepaalt, dat zij allen niet ordelijk zijn ingedeeld bij de
reserve van het leger."
(1) Hier schijnt verondersteld te zijn, dat de geheele „kern", dus ook de 14 a 15.000
Europeanen van liet Indisch leger zich tijdelijk in Nederland bevinden.
v. K.