672 baar stellen van vrijwilligers voor Indië, wanneer hij zelf reeds te kort komt, dan thans de minister van oorlog? Het mag ernstig betwijfeld worden. Zeker zoude hij zich door het woord „tijdelijk" niet om den tuin laten leiden; het duurzame van Indische tijdelijke toestanden is spreekwoordelijk geworden. Toch zoude het betrekkelijk weinig verwoudering kunnen baren als men in Nederland een gunstig oor leende aan voorstellen die ten doel hebben om, terwijl het getal vrijwilligers zoowel daar als in Indië aanmerkelijk beneden de eischen blijft, alleen door reorgani satie in die behoefte van beide legers te voorzien. Reorganisatie is daar een veel gebezigd palliatief, een sedert 1870 meer en meer gebruikelijke weg. Toen, bij de mobilisatie in dat jaar, bet onvoldoende der levende strijdkrachten in een helder daglicht trad, verwachtte men natuur lijk van het departement van oorlog voorstellen tot verbetering. De twaalf ministers, die elkander van dien tijd af tot heden opvolgden, zochten voor zoover de duur van hun bewind hen daartoe de ge legenheid liet op allerlei wijzen die verbetering aan te brengen zoodra zij echter op het eenige rationeele middel wezen, nl. op „versterking" vonden hunne voorstellen geen genade, en het bleef dus bij herhaalde reorganisaties. De resultaten, op deze wijze verkregen, zijn niet groot te noemen. Zoover de ons hier ter beschikking staande gegevens leeren, is de sterkte aan manschappen geheel dezellde gebleven als in 1870, maar is het aantal compagniëen infanterie verminderd met 42, dat der eskadrons cavalerie met 5, terwijl de artillerie haar aantal com pagnieën en batterijen behield, en de artillerie-trein en de genie-troe pen ieder met 3 compagnieën werden vermeerderd. De toestand kan dus moeielijk veel verbeterd zijn. De commissie, bijeengeroepen ter voorbereiding van de grondwetsherziening, con stateerde het dan ook met zeldzame eenstemmigheid in haar onlangs verschenen rapport: „De regeling der levende strijdkrachten bleef gebrekkig." Men zal het, met dit resultaat voor oogen, het Indisch leger wel niet ten kwade kunnen duiden, wanneer het zich van de heilzame gevolgen eener reorganisatie in verband met die der vrijwilligers

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1884 | | pagina 683