678 gevecht de monding van het geweer meestal te veel naar boven houdt; het geweervuur is daardoor het werkzaamst op 1300 pas." „Het zwaartepunt van de schietoefeningen moet gezocht worden in de mechanische oefening van de armen en handen van den schutter; de soldaat moet geoefend worden machinaal zijn geweer zoodanig in den aanslag te brengen dat de loop niet meer dan 4° de gemiddelde schoots- hoek naar boven is gericht, dat is alles. Of hij op het schietterrein de beide oogen open houdt of in het gevecht de beide oogen sluit, is vrij wel onverschillig; hoofdzaak is slechts de gewoonte om het geweer in den goeden aanslag te brengen. Om dit laatste gemakkelijk te maken wordt aanbevolen het geweer in 't bijzonder met het oog op dezen eisch te construeeren." „Eene vizierinrichting is tamelijk overbodig; de voorgestelde wijze van oefening in het schieten geeft tevens van zelf de vuurdiscipline die noodig is." „Uit een tactisch oogpunt beschouwd kan men het vuur op eiken be reikbaren afstand openen." „Groote vuursnelheid heeft steeds een overwicht op den tegenstander gegeven." „Van munitie - verspilling kan uit een tactisch oogpunt niet gespro ken wordende munitie wordt steeds met voordeel gebruikt." „In het gevecht bestaat de kunst der aanvoering van een volgens de denkbeelden van den schrijver geoefenden troep daarin, het vuur te juister tijd te openen en te versterken, de tirailleurZmie goed te leiden en te letten op het terrein, de handelingen des vijands en de stemming van den eigen troepcommando's tot leiding van het tirailleurwMwr zijn nutteloos." De algemeene strekking van het werkje is uit het bovenstaande reeds eenigszins op te maken. Is het daarin aangevoerde blijkbaar niet geheel van overdrijving vrij te pleiten, het heeft als reagens tegen overdrijving in tegenovergestelden zin zeker zijne waarde. Ook voor den Indischen officier is het niet van belang onbloot van dergelijke meeningen kennis te nemen. Hoewel het massavuur in de Indische tactiek op verre na niet zoodanig op den voorgrond treedt als in de Europeesche, en opdrijving van vuursnelheid, zoo zij al noodig is, hier in geen geval dringend wordt vereischt, zoo dat de beschouwingen daarover voor den Indischen officier niet van on middellijk belang zijn, de omtrent het nut der vizieren uitgedrukte mee ning verdient in hooge mate de aandacht.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1884 | | pagina 689