64 en de uitgebreidheid zijner loopgraven; kan men de frontbreedte en de diepte eener bentiug zoomede de hoogte der palissadeering of borst wering te weten komen enz., dan zal de kennis der leiding van in direct vuur noodzakelijk zijn. Het schijnt echter lang niet gemakkelijk, voor deze wijze van vuren eenige regels aan te geven. Men heeft verschillende methoden om het toe te passen; het terrein zal daarbij de voornaamste factor zijn, waarmede de vuurleider rekening moet houden. Bij de gewone wijze van vuren zal de schutter, na den afstand geschat te hebben, het vizier stellen voor den afstand, waarop het doel van hem verwijderd is en daarbij eene horizontale vizierlijn gebruiken, als het terrein horizontaal is. Wanneer nu het doel niet zichtbaar is, dat is dus wanneer men indirect moet vuren, kan men eveneens gebruik maken van de lioii- zontale vizierlijn. Hierbij kan echter het doel op dezelfde hoogte liggen als de schut ter, maar het kan ook beneden of boven hem liggen. Ligt het doel op dezelfde hoogte, dan handelt men natuurlijk als of het doel zichtbaar ware; het niet zichtbaar zijn zal geene ver andering brengen in de wijze, waarop men het doel moet treffen. In het tweede geval, dus wanneer het doel lager ligt dan de schutter, b. v. in Fig. 1 A de schutter en C het doel, dan zal, den algemeenen regel voor vuren toepassende, het projectiel de hori zontaal van A in B snijdenmen heeft daarbij dus de opzethoogte voor AB gebruikt met eene horizontale vizierlijnde baan AMF van C F het projectiel gaat dus hier niet door het doel, C, maar zal de horizontaal van C in D snijden; het schot valt dus te ver en wel den afstand CD. Het is echter gemakkelijk de correctie aan te brengen, als men de daling BC van het doel kent.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1884 | | pagina 75