<- 67
ligt het doel hooger, dan vermeerdert men de opzethoogte en wel
in beide gevallen, met:
120 M. op 900 M.
90 1200
60 1500
30 1800
Deze algemeene regel is zeer eenvoudig. Men zal er echter de
onvolmaaktheid in ontdekken, dat de vizierlijn horizontaal moet wor
den gebrachtmen moet daartoe dus een punt bepalendat op de
zelfde horizontaal ligt met den schutter, en daarop richten.
Men doet dit op de navolgende eenvoudige wijze. Men gebruikt
hierbij een metalen gelijkbeenigen driehoek, dien men door middel
van een draad aan zijn top ophangt; de basis zal dan horizontaal
zijn. Wanneer men langs die basis ziet, zal men het terrein ergens
in een punt ontmoetendat op dezelfde horizontaal met het oog
ligt en daarop richtendezal de vizierlijn horizontaal gebracht zijn.
Deze methode zal zeer goed voldoen en men kan haar nog con
troleeren door den driehoek om te keeren en te zien of men hetzelfde
richtpunt verkrijgt.
Een officier, met de vuurleiding belast, kan dan op die wijze het
punt, waarop men moet richten, aangevenhet daarna den schutters
aanwijzen en de opzethoogte bepalen.
Het zou hierbij, hoewel zeker zeer zelden, kunnen gebeuren, dat
het richtpunt op de horizontaal niet te beschrijven noch duidelijk aan
te geven is. Men zal echter dan wel een punt in de nabijheid vinden,
dat tot richtpunt kan dienen, waarbij men in aanmerking zal moeten
nemen, of dit laatste punt boven of beneden de horizontaal ligt, ten
einde naar gelang daarvan de opzethoogte een weinig te verminderen
of te vermeerderen.
Men zal bij deze wijze van richten nog de opmerking maken, dat,
indien het punt, waarop men richt, bij de schutters ligt, het zal
gebeuren, dat de schoten, samenvallende in de nabijheid van het aangege-
vene richtpunt, divergeerend zullen worden in de nabijheid van het doel.
Men zal dit kunnen verhelpen door de rechter helft van de vurende
afdeeling aan te bevelen, wat rechts en de linker helft wat links
van het richtpunt aan te leggen.