BREDA EN INDIE Zooals bekend is, heeft de Koninklijke Militaire Academie teBre- d a twee afdeelingen. De eene is bestemd voor de opleiding van jongelieden tot officier bij het Leger in Nederland; de andere voor de vorming van Indische officieren. Het aantal cadetten in die twee afdeelingen is, volgens de Naam- en ranglijst der officierenjaargang 1883, even groot. Nu hebben we in de dagbladen de benoeming gelezen van eene commissie van officieren, om het studieplan bij de Koninklijke Mili taire Academie te herzien. Onder de namen der leden hebben wij echter geene aangetroffen van officieren van het Indische Leger. Deze opmerking geeft aanleiding tot twee vragen le. Is de Regeering van voornemen, geene wijziging te brengen in het programma der studievakken voor de Indische cadetten? 2°. Of wil zij eene eventueele wijziging afhankelijk maken van de beslissingwelke genomen zal worden ten aanzien van de studie der cadetten voor het Leger in Nederland? Het eene zoowel als het ander zou o. i. verkeerd zijn; want het Leger in Nederland en dat in Indië zijn lichamen van hetero genen aard. Het eerste een militielegerbestemd om het Rijk in Europa tegen vreemd geweld te verdedigenhet tweede een staand leger dat grootendeels is aangeworven uit inboorlingen van de door ons in Azië overheerschte landen en bestemd om het Nederlandseh gezag aldaar hoog te houden en te handhaven over ongeveer 24 mil- lioen overheerschte zielen. De zeer verschillende toestanden, waarin dus beide legers verkee- ren, maken, dat ook de eischen, welke men aan de officieren in die twee legers stellen moet, in het oogloopend verschillen.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1884 | | pagina 85