91 de beschuldiging dat de kolonel chef van het wapen der Genie, aan wiens opperste zorg de goede inrichting der doode weermiddelen te Atjeh is toevertrouwdzóózeer zijnen plicht zou hebben vergeten, dat hij „volkomen" onbekend zou zijn gebleven met de locale toe standen op het oorlogsterrein. Gaarne zou ik aan hen het bewijs willen leveren, dat de schrij ver der brochure zich, op zijn zachtst genomen, heeft vergist, doch ik zie waarlijk geen weg om dit te doen zonder het schrijven eener lange verhandeling over den actuëelen Atjeh-toestandhetgeen niet in mijn plan ligt. Ik moet mij dus bepalen tot de verzekering, dat het werkelijk eene vergissing van den schrijver der brochure is. "Wat mij echter ernstiger treft dan de persoonlijke aantijging van lichtzinnige plichtsopvatting, is de innige overtuiging die de oud-kolonel Schafer schijnt te hebben van het zonderlinge om aan een „Genie kolonel" op te dragen om te schrijven over oorlogs-patrouille-dienst. Breng ik die duidelijk uitgedrukte verwondering in verband met het vele wat in den laatsten tijd, naamloos of onder pseudoniem, geschreven werd over de eenige geschiktheid der officieren van de infanterie om generaal- aanvoerders van troepen te zijn, eene mee ning die vooral buiten het leger veel aanhang vond. dan schuilt daarin voor de toekomst een gevaar voor de zekerheid van goede legeraanvoering, dat ieder weldenkend officier verplicht is te be strijden. Sedert jaren bestaat de bepaling, dat bij iedere opene plaats in den generaalsrang door Z. M. den Koning eene keuze wordt gedaan uit de kolonels der vier wapens en van den generalen staf, eene keuze waarbij op anciënniteit volstrekt niet wordt gelet. Telkenmale kiest Z. M. van de kolonels dengene, die door zijne kennis en zijn verleden de meeste waarborgen oplevert, een volmaakt aanvoerder te zijn van uit de verschillende wapens samengestelde troepenafdee- lingen. Op die wijze verkrijgt men de zekerheid, niet alleen dat in tijd van vrede hun deel van den arbeid in het legerbeheer door die generaal-officieren naar behooren zal worden verricht, doch ook dat in tijden van ernstig gevaar zij de ware personen zullen zijn om de groote legernfdeelingen in het veld te besturen en ten strijde te voeren.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1884 | | pagina 102