92 In enkele schrifturen, die in den laatsten tijd blijkbaar ook uit de pen van verschillende officieren zijn te voorschijn gekomen, vindt men somtijds de dwaling, dat eene generaais-benoeming zou kunnen zijn eene belooning voor den lande bewezen diensten, waarbij dan veelal werd gevoegd, dat op grond daarvan de infanterie-kolonels moesten vóórgaan, omdat de Infanterie het voornaamste en het meest verdienstelijke wapen van het Indische leger is. Daarbij werd dan gewezen op de vele offers, die de Infanterie in den laatsten tijd op Atjeh heeft gebracht. Ik durf gerust te zeggen, dat er niemand is, die meer dan ik het taaie geduld en de zelfverloochening bewondert, waarmede thans te Atjeh de zóó ondankbare transport- en patrouilledienst wordt ver richt, en toch meen ik mijne kameraden te moeten wijzen op het, voor den goeden geest in het leger gevaarlijke, van de in de dagblad pers zoo bij herhaling verkondigde stelling. Wij, die de krijgskunst hebben bestudeerd, weten immers dat in den oorlog en ook in den kleinen oorlog, ieder wapen, waaruit het leger is samengesteld zijne eigene waarde en zijne eigene voornaamheid heeft en dat slechts goede resultaten kunnen worden verkregen, wanneer ook het belangrijke van deu werkkring van anderen wordt ingezien. Er moeten in een leger geen vergelijkingen van dien aard worden gemaakt, en ze kunnen ook niet worden gemaakt, want al let men alléén op het eind resultaat, de verliezendan nog is het immers onmogelijk om te beoordeelen hoe bij andere wapens, die minder direct deelnamen aan den strijd, doch wier arbeidstaak veel inspanning vorderde, verliezen worden geleden door de gevolgen eener geschokte gezondheid. Ik treed hier niet in bijzonderheden, omdat ik anders misschien juist den strijd zou opwekken dien ik vermeden wil hebben, doch als man van ondervinding geef ik mijnen jongeren kameraden den ernstigen raad, om steeds met waardeering te denken aan de diensten door anderen bewezen; dit is in een leger de eenige weg die leidt tot ridderlijke kameraadschap en ook de eenige weg die ons in den oorlog voeren kan tot volkomen succes. De benoeming tot den generaalsrang is echter geen belooning en ze mag in geenen deele eene belooning zijn, dit verbiedt het hoogste staatsbelang

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1884 | | pagina 103