93 De Staat heeft immers tal van andere middelen tot zijne beschik king om aan zijne dienaren eene bijzondere belooning toe te kennen, en is het reeds in deu burgerdienst eene fout om iemand als loon in eene betrekking te plaatsen, waar een ander beter zou hebben gepast, nog veel grooter zou zoodanige misvatting in het leger zijn, waar het lot van duizende strijders, en somtijds zelfs het lot van het vaderland, berust in de hand en in het hoofd van den generaal- troepenaanvoerder. En nu stel ik in verband met al het bovenstaande de vraag, welk recht de oud-kolonel Schafer heeft om het zoo erg zonderling te vinden, dat men „een kolonel der Genie" liet schrijven over de wijze waarop te Atjeh de kleine oorlog moest worden gevoerd. Het is hem natuurlijk niet onbekend, dat de aspirant-officier der Genie even als zijne kameraden der infanterie en van de andere wapens onderwijs krijgt in de tactiek en den velddienst voor alle wapenen en dat dus ook bij hem de gronden zijn gelegd, waarop hij verder voort kan bouwen. Het is hem evenmin onbekend, dat de officier der Genie gedurende den tijd, dat hij bij het korps genietroepen is ingedeeld, deelneemt aan alle troependiensten evenals zulks bij het wapen der infanterie geschiedt, zoodat ook de zorg voor het beheer en de verpleging van troepen een deel zijner kennis behoort te zijn. Geen officier der genietroepen is volledig berekend voor zijne taak te velde, wanneer hij niet volledig op de hoogte is van den werk kring en de kracht, dus ook van de tactiek der andere wapens. Hij kan zich niet behoorlijk vormen voor zijne bijzondere taak, wanneer hij niet den oorlog in het algemeen en vooral de Indische oorlogen tot zijne studie kiest. Waarom dan de verwondering, dat men eenen genie-officier liet schrijven over de beste wijze om deu kleinen oorlog te voeren? Doch dit zijn alles slechts algemeenheden, zóó zal mijn oud kameraad Schafer zeggen, die slechts bewijzen, dat er genie-officieren kunnen zijngeschikt om oorlogs-patrouille-dienst te beoordeelen en dien dienst als het noodig is te commandeeren. Het bewijs ontbreekt dat ze er zijn.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1884 | | pagina 104