94
Hadde ik diet recht om het bewijs bij vreemde legers te zoeken,
dan zou het mij niet moeilijk vallen om, zoowel in de oudere geschie
denis als in die van den tegenwoordige» tijd, tal van voorbeelden te
vinden.
Ik moet mij echter onmachtig verklaren om dit bewijs pertinent
te leveren voor ons Indisch leger, want sedert de weinig gelukkige
proeve door den van de genie afkomstigen staf-generaal Steinmetz te
Boni geleverd, had geen genie-officier, of gewezen genie-officier het
voorrecht aanvoerder van eene militaire expeditie te zijn.
Ik zal echter uit de herinneringen mijner militaire loopbaan eenige
feiten aanhalen, die ten minste op de waarschijnlijkheid kunnen wij
zen, dat ook in ons leger onder de genie-officieren troepenaanvoer
ders zouden te vinden zijn.
Te Willem I heeft gedurende eenigen tijd eene vereeniging bestaan
tot beoefening der krijgskunst. Van die vereeniging was de com
mandant van het korps Genietroepen niet alleen de presidentdoch,
wanneer er voordrachten werden gehouden, in den regel ook de spreker.
Gaarne verzamelde het intellectueele deel der officieren van het
garnizoen zich onder zijn gehoor, waarbij legervorming, legerverple-
ging, bewapening en ook legeraanvoering in Europeesche en Indische
oorlogen van den lateren tijd achtereenvolgens werden behandeld en
onderling besproken. Ik herinner mij o. a. eene vergadering waarin
over den Fransch-Duitschen oorlog werd gehandeld en waaraan de
toevallig te Willem I zijnde afdeelings-commandant, de generaal Yer-
spijck, blijkbaar met zeer veel genoegen, deelnam. De legercomman
dant, generaal Kroesen, met het bestaan en den arbeid der vereeni
ging bekend, betuigde zijne instemming en zjjnen dank.
Na hot vertrek van den voorzitter stierf de vereeniging langza
merhand aan verval van krachten.
Een luitenant-kolonel der Indische genie hield in 1880 in Neder
land eene voordracht in de bekende vereeniging in den Haag en
betoogde dat krachtige samenwerking van Nederland en België noo-
dig was, wanneer men bij eenen weder uitbrekenden oorlog tusschen
Frankrijk en Duitschland, beletten wilde dat de aanvallende legers
hunnen weg zochten langs het Maas-dal. Hij telde aanvankelijk