117 handhaven. Daartoe ware de ernstige steun van Frankrijk noodig geweest, welke bleef ontbrekende politieke omstandigheden weerhiel den de Fransche Regeering, reeds toen eene onderneming te vervol gen waarvan het einde niet te voorzien was. De Gouverneur van Cochiu-China zond dan ook een afgevaardigde naar het hof van Annam, met het doel om tegen afstand van het veroverde gebied aan Annam, met dit rijk eene nieuw verdrag te sluiten. En zoo geschiedde het ook. Geheel Noord-Tong King werd in Februari 1874 ontruimd, slechts een Fransch gemachtigde bleef met een bewakings-detachement te Ha Noi achter. De Tongkineesche bevolking welke zich bij Frankrijk had aangesloten, werd aan haar lot overgelaten en moest nu boeten voor haar afval van Annam. Annam zelf werd den 17<ien Maart 1874 tot een verdrag gedwongen dat, behalve de definitieve afstand van drie provinciën aan Cochin-China, hier voren reeds gemeld, het openstellen van enkele havens voor den Europeeschen handel en de vrijheid tot uitoefening van den Katholijken godsdienst, ook het verbod aan dit rijk inhield om aan eene andere mogendheid dan Frankrijk hulp te verzoeken bij binnenlandsche onlusten, terwijl Frankrijk de buitenlandsche politiek zou leiden. Bij dit tractaat werd den vorst van Annam een geschenk gedaan van 5 stoomschepen, 100 kanonnen van 7 a 16 c.M, voorzien van 200 schoten per vuurmond en 1000 achterlaadgeweren met 500,000 patronen. (1) Geen wonder dat dit verdrag zeer tegen den zin van het Pékingsche hof was gesloten welks rechten op Annam door de Fransche regeering daarbij geheel ter zijde waren geschoven. Van de ontevreden stemming der Tongkineezen maakte China gebruik om den handel der Europeanen op de Roode rivier, welke in 1875 werd opengesteld, door de Zwartvlaggen te doen bemoeilijken, terwijl ook Annam in het geheim de Europeanen tegenwerkte. De omstandigheden dienden hunne plannenFrankrijk toch had de handen vol aan Tunis en Algiers en (1) Wij zouden verbaasd staan over de naïveteit van Frankrijk, dat zijn natuur lijken vijand in die gewesten van wapenen voorzag, indien wij niet dergelijke politieke handelingen in onze eigene koloniën konden waarnemen. Het zal wel aan ons ge brek aan staatkundige kennis liggen, dat wij dergelijke zaken zien maar niet doorgronden.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1884 | | pagina 128