130 Een aanval op de gedebarkeerde troepen, die onmiddelijk voorwaarts rukten en den vijand terugdreven, werd afgeslagen, zoodat het debar- kement geregeld kon voortgaan en ook eenig licht geschut aan wal' kon gebracht worden, om den storm tegen de forten voor te bereiden. Ten 8 ure werd de stormcolonne geformeerd tegen het hoofdfort door 3 compagnieën a 150 man, ondersteund door i compagnie Annamietisehe tirailleurs (100 man) en reeds ten 9 ure v. m. drongen de voorste troepen het noorderfort binnen en sabelden de verdedigers neder. De Franschen hadden slechts geringe verliezen, de Annamieten 600 man (1). Twee kanonneerbooten drongen de binnenhaven binnen, vernietigden de stroomversperring, welke uit 2 rijen diep ingeheide palen met steenstorting tusschen beiden bestonden en brachten met hun vuur gepaard aan dat der pantserschepen, de binnenforten tot zwijgen. In den nacht van 20 op 21 Augustus werden de forten aan de rivier door den verdediger verlaten. Door de komst van Annamietisehe gevolmachtigden aan boord van het admiraalschip, eindigden den 22sten Augustus de vijandelijkheden. Er werd een wapenstilstand gesloten en de Regeerings-Commissaris vertrok nog denzelfden dag naar Hué. Het zou echter te bezien gestaan hebben of de macht der Franschen toereikend geweest was, om verder tegen Hué op te rukken. Hué toch is eene versterkte stad of citadel, gelegen op den linker oever der Hué-rivierzij heeft den vorm van een vierkant van 2 K. M. zijde; elke zijde, is in zes deelen verdeeld, elk voorzien van een gebas- tionneerd front. Aan de noordzijde bevindt zich een buitenwerk grenzende aan de citadel, hetwelk voornamelijk dient om de bocht der rivier te bestrijken. De escarpen en cont.re-escarpen der citadel zijn bekleed en hebben eene hoogte van 10 en 6 M; de grachten zijn, behalve in den regentijd, droog. Binnen de buitenom walling vindt men eene tweede met, en eene derde zonder gracht. Neemt men nu in aanmerking dat de stad (1) Het schijnt dat de Franschen de weerlooze bevolking niet spaarden en met hunne mitrailleuses alles neerschoten wat onder hun bereik kwam. De onthulling dezer buitensporigheden door een zee-officier, riep eene oude bepaling weder in het leven, dat officieren niets mogen uitgeven zonder voorkennis van het Ministerie, waaronder zij ressorteeren.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1884 | | pagina 141