162 de meerdere of mindere zekerheid, om het verbruikte aan ver duurzaamde levensmiddelen tijdig aan te vullen, in verband met de hulpbronnen van het eigen land buiten het vermoedelijk oorlogsterrein, den benoodigden tijd en de beschikbare middelen tot aanvoer der behoeften enz. In Duitschland bestaat die voorraad uit het benoodigde voor 2 rations, berekend naar de sterkte van het geheele gemobiliseerde leger. Deze hoeveelheid is betrekkelijk gering, doch wanneer men in aanmerking neemt, dat in Duitschland eene menigte conservenfabrieken bestaan en het leger bovendien in het bezit is eener eigen fabriek van groote capaciteit, welke zoo noodig in enkele dagen nog aan merkelijk kan uitgebreid worden; dat voorts het zeer uitgebreide spoorwegnet tot aanvoer op groote schaal, zoowel van versche als van verduurzaamde levensmiddelen, in staat stelt; dat eindelijk het Duitsche leger hoogst waarschijnlijk alleen oorlog zal te voeren hebben in landstreken, welke niet van hulpbronnen voor de verpleging verstoken zijn en waarvan de verbinding met de operatiebasis op eenvoudige wijze te bewerkstelligen zal zijn, dan laat het zich ver klaren, dat het legerbestuur in bedoeld opzicht geene hoogere eischen stelt. In Rusland, werd door het legerbestuur in 1878 eene hoeveelheid van 91 /2 millioen rations conserven aangekocht en tevens met eene particuliere maatschappij voor den tijd van 9 jaren een contract aan gegaan tot de jaarlijksche levering van 7'/a millioen rations. Neemt men nu aan, dat de conserven niet langer dan 3 (1) jaren bewaard worden, dan bestaat de voorraad aldaar thans uit de aanzienlijke hoeveelheid van minstens 15 millioen rations. De ïedenen waarom .Rusland in dit opzicht zooveel hoogere eischen stelt dan Duitschland, zijn gemakkelijk op te sporen. Vooreerst brengt de toestand, zoowel in het zuid-oosten van Europa als in (1) Geconserveerde levensmiddelen in bussen kunnen, wanneer het blik van goede hoedanigheid is, gevoegelijk gedurende 3 jaren in de magazijnen opgelegd blijven, zonder dat men, zelfs in vochtige magazijnen, voor het doorroesten behoeft te vreezen. De bussen moeten evenwel alsdan van eene laag olieverf of vernis voorzien zijn. Van den opgelegden voorraadzal dus jaarlijks slechts gedeelte vernieuwd behoeven te worden.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1884 | | pagina 173