165
Bij de manoeuvres van 1878 werd echter de proef genomen met
eene soort, die door den Berljjnschen fabrikant Lejeune geleverd was
eo, evenals de erwtenworst, welke na den oorlog van 1870 voor het
Duitsche gouvernement vervaardigd werd, eene geringere hoeveelheid
vet dan de oorspronkelijke bevatte. De uitslag van de proef was
zeer gunstigde worst bleek een goeden smaak te hebben en schijnt
bij de troepen zeer gewild te zijn geweest.
Bij het Indische leger daarentegen schijnen de uitkomsten dei-
proeven, zoowel tijdens de 2de expeditie naar Atjeh als bij vroegere
expeditiën o. a. die naar Deli in 1872 minder gunstig te zijn
geweest, en zelfs schijnt de uit Nederland toegezonden erwtenworst,
niettegenstaande de verpakking in met blik gevoerde kistjes, te Atjeh
bedorven te zijn aangekomen, of althans in dien toestand, dat zij
ongeschikt voor de consumtie moest worden verklaard.
Deze geheel verschillende uitkomsten nu, zijn in geenen deele met
elkander in strijd eu hadden zonder twijfel voorzien kunnen worden.
De erwtenworst blijft namelijk, zoowel uithoofde van haar hoog wa
ter-, als van haar hoog vetgehalte, niet langer dan eenige maanden
volkomen goed en nu is het duidelijk, dat worst, welke uit Duitsch-
land aangevoerd moet worden (hier te lande wordt zij niet ver
vaardigd), vervolgens in Nederland gekeurd en goed bevonden wordt,
bij aankomst in lndië min of meer in staat van bederf verkeert.
De onmogelijkheid, om de Duitsche erwtenworst als verplegings-
middel voor het leger in Inclië in te voeren, had dan ook even goed
geconstateerd kunnen worden zonder eene proef, die behalve dat zij
aanleiding tot nuttelooze uitgaven gaf, nog het nadeel had, den
bij den soldaat reeds bestaanden weerzin tegen het gebruiken van
verduurzaamde levensmiddelen nog te vermeerderen.
Eveneens waren echter de proeven bij het leger hier te lande doelloos.
Het is namelijk duidelijk dat daarmede niet beoogd kon worden, om
na te gaan in hoeverre de worst voor de verpleging tij deus de manoeuvres
kan dienen want bij deze oefeningen behoeft men geene verduur
zaamde levensmiddelen en kan men aan de troepen zeer gevoegelijk
en veel goedkooper versche vivres verstrekken maar wel, in hoeverre
zij dienstbaar kan gemaakt worden voor de verpleging in tijd van oorlog.
Dat van dit laatste geen sprake kan zijn, moge uit het volgende blijken,