170 gemiddelde hoeveelheid van 2,1 m. G., en na het derdejaar van 4,2 m. G. van dit metaal per kilogram opgenomen hebben. Dat door het lood aan de geconserveerde levensmiddelen eigen schappen worden medegedeeld, welke voor de gezondheid hoogst nadeelig en zelfs zeer gevaarlijk zijn te achten, mag als algemeen bekend worden aangenomen. Naar het schijnt, bestaan alleen in Frankrijk wettelijke bepalingen, welke de conservenfabrikanten tot het gebruiken van onschadelijke grondstoffen voor de vervaardiging der bussen verplichten; dat evenwel ook daar geen scherp toezicht op de naleving dezer bepalingen wordt gehouden, kan als zeker worden aangenomen. Het gevolg daarvan of van het niet bestaan der wettelijke be palingen is dan ook, dat de bussen van eene menigte der in den handel voorkomende conserven door een te hoog, ja somtijds veel te hoog loodgehalte schadelijk voor de gezondheid zijn. Dat de gevolgen daarvan niet meer algemeen ondervonden worden, hoewel het aan voorbeelden van loodvergiftigiug door het gebruiken van conserven niet ontbreekt (1), moet, naar het mij voorkomt, hoofdzakelijk daaraan worden toegeschreven, dat de meeste conserven reeds binnen het jaar na de vervaardiging worden verbruikt, dat voorts van die con serven, welke, zooals uit de genomen proeven van Gautier blijkt, het meeste lood opnemen nl. die, welke vet in vloeibaren toestand bevatten, als sardines enz. in den regel slechts kleine hoeveelheden te gelijk worden gebruikt en eindelijk dat de te groote hoeveelheid lood van de bussen meestal alleen in het soldeer voorkomt, dat dus bij eene goede soldeering het minst met de levensmiddelen in aanraking komt. De fabrikant zal er zich, tenzij voor leveringen aan het leger, in den regel niet aan wagen, ook loodhoudend blik voor de bussen te 2'ebruiken omdat de conserves alsdan al zeer spoedig 'een onaangenamen smaak verkrijgen en zijn debiet derhalve voor het vervolg gevaar zou loopen. O 7 (1) Gautier liaalt o. a. in zijn reeds genoemd werk onderscheidene voorbeelden aan. Dr. C. L. Van der Bury vermeldt in zijn boekwerk„De geneesheer in Ueder- landsch Indië Deel I, dat door hem twee malen vergiftiging door vleesch uit blikken werd waargenomen; eens van drie personen, die gekookte tong uit een blik hadden gegeten en eens van vier personen, die Amerikaansch „Corned- beef" hadden gebiuikt. Hoewel dit door den schrijver niet bepaald wordt opgegeven, moet hier ongetwijfeld aan loodvergiftigiug worden gedacht,

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1884 | | pagina 181