187 door 4 of 5 bodems, en de schepen zijn er trots don treurigen toe stand onzer marine geweest. Die toestand moge, zooals de heer K. zegt, zelfs allertreurigst zijn geweest, tot het niet voldoen aan onze vraag om opheldering en rekenschap voor het verraderlijk ge drag van Atjeh, en regeling onzer verhouding tot Atjeh in den voor genomen zin is daartoe zeer weinig, of nog meer waarschijnlijkvol strekt niets bijgebracht. Naar de S. gelooftzouden bij eene betere bekendheid met het ter rein en met den vijand dien wij tegenover ons zouden vindenen betere bewapening onze kansen toch zeker gunstiger zijn geweest. Wat betreft de betere bekendheid met het terreinmoet het mijns inziens niet de vraag zijn, of onze kansen gunstiger zouden zijn geweest, wanneer men die had gehadmaar of die meerdere bekendheid had kunnen worden verkregen. Zeer betwijfel ik dat wij vóór 1873 meer bekend hadden kunnen zijn met het terrein in Groot-Atjeh Hoe had men eenige kennis van werkelijk militaire waarde van den kra ton met omgeving kunnen opdoen? Door het zenden van een of- ticier der landmacht vóór den Oorlog? Kassian! Wat zou er van hem geworden zijn, wanneer hij had beproefd om degelijk te ver kennen Of door het medezenden van een officier van het leger met de schepen van oorlog dieinl871en 1872 Atjeh bezochten? Dik wijls heb ik mij zeiven afgevraagd welke meerdere terreinkennis daardoor zou zijn verkregen dan die, welke door onze marine-of ficieren kon worden opgedaan. De heer K. bedenke maar eens hoe de tocht van den controleur Jlir. Kraaijenhoff met eenige marine-of ficieren der Djambi op den 29stcm September 1871 plaats vond, door een vijf duizendtal mannen heen, die stonden met ontblooten klewang in de hand. Al dat redeneeren over verkennen vau het terrein vóór den oorlog houdt geen steek, eenvoudig om dat de Atjehers niet zouden hebben laten verkennen. Maar de betere bewapening? Ik heb in het door den heer K. bestreden opstel aangegeven wat had kunnen worden gedaan, om drie bataljons van het leger te Atjeh te hebbendie allen van achterladers waren voorzien en hoe de barissans zeer goed door troepen van het leger hadden kunnen worden vervangen. Waarom zwijgt hij daarvan? Wanneer het niet geheel bewapenen der troe-

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1884 | | pagina 198