191 ten door mij genoemd, enz. En ik antwoorddat zoudt gij niet kunnen doen, want de door u genoemde geschriften verschenen niet in de eerste jaren naof tijdens de tweede expeditie maar in den laatsten tijd, toen het agressieve stelsel volkomen fiasco maakte, en toen moest worden gezocht naar een motief dat kon dienen tot eene quasi verdediging der begane fout, of liever der begane fouten. Hebt gij niet opgemerkt dat de generaal Meijer spreekt van onze (zijne) meening, en niet van die van den generaal Pel. Op de proclamatie van 12 Februari 1874, in den zin door u bedoeld, is eerst in het 7<le jaar na het uitbreken van den Atjeh-oorlog door den generaal Verspijck gewezen, wel niet volkomen in dien zin, maar toch af- keurender wijze. Uw beroep op later verschenen brochures en geschriften dient daarom te worden verworpen. Uit de geschiedenis van de onderhandelingen met den Habib blijkt volgens den S. dat de Begeering het ernstig meende met onze sou- vereiniteit en niets wilde doen wat daaraan een minder ernstig karakter kon geven. Wat in de koloniale verslagen van 1874 en 1875 omtrent die on derhandelingen wordt gezegd, haalde ik aan in het door den heer K. bestreden opstel in het I. M. T. Daaruit bljjkt dat men veel meer opzag tegen den persoon van den Habib, dan tegen het aanknoopen van onderhandelingen. Maar afgescheiden van dien is in het ernstig meenen onzer souvereiniteit ook opgesloten, dat de Regeering ernstig meende dat agressief moest worden te werk gegaan? Ik bedoel de Indische Regeering, zoo als die was samengesteld tot 26 Maart 1875. Mij dunkt dat hetgeen ik mededeelde uit het opstel van den heer I an Goltstein, (1) bij wijze van aanhangsel opgenomen in het werk van den generaal Verspijck, (de juiste woorden later), duidelijk be wijst, dat niet alleen de legercommandant, zoo als men zou gelooven wanneer men leest wat voorkomt op bladz. 75 IH deel van des heeren Kielstra's „Beschrijving van den Atjeh-Oorlog" waarnaar hij verwijst, maar ook de Hooge Regeeringskringen te Batavia ern stig opzagen tegen verdere agressie. Ware dit niet het geval geweest, (1) Die den '27sten Augustus 1874 Minister werd en waarschijnlijk reeds toen tooi- het stelsel van agressie werd gewonnen.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1884 | | pagina 202