194
te wijzen op liet voorkomende op bladz. 75 van het 2e deel zijner
beschrijving van den Atjeh oorlog) dat het Legerbestuur er op wees
„dat het noodig was, dat de bevelhebber zijne stellingen zoodanig koos
„en inrichtte, dat de bezetting van Atjeh zoo spoedig mogelijk weder
„kon worden verminderd, en de nu gezonden versterking geheel als eene
„tijdelijke kon worden beschouwd; in het belang van het leger was
„het dringend noodig het personeel der posten, die na het nemen
„der vijandelijke stellingen ten Oosten en ten Zuiden van Kotta Radja
„ingetrokken of met minder troepen bezet konden worden, zoodra
„mogelijk naar Java terug te zenden." Den generaal Pel zijn gang
laten gaan, en hem er op wijzen dat het belang van het leger het
dringend noodig maakte troepen terug te zenden. Hoe klopt dat?
Trouwens op bladz. 875 van de Indische Gids van Mei 11. vindt men
meer tegenstrijdigheden.Eerst laten Indische Regeering en Leger
bestuur Pel zijn gang gaan, daarop weet Pel Legerbestuur en Re
geering voor zijne plannen te winnenen eindelijk blijven Legerbe
stuur en generaal Pel de zaken te Atjeh vrij donker inzien. Bijna
zou ik zeggen, dat de heer K., niettegenstaande zijne inzage in
officiëele stukken, niet goed achter de schermen heeft gezien. Ieder
een weet toch, dat het toenmalige Legerbestuur nooit voor de plan
nen tot uitbreiding is gewonnen, maar dat het ongelukkig genoeg
heeft moeten toegeven. En de Regeering? Men moet hier onder
scheiden tusschen de Regeering (Indische) vóór en na 26 Maart
1875. De eerste liet gen. Pel niet zijn gang gaan, getuige de
aanhaling uit het geschrift van den oud-minister Yan Goltstein. (1)
Maar de tweede? Deze (de heer Yan Lansberge was benoemd
onder den minister Yan Goltstein) behoefde niet voor de plannen
tot uitbreiding gewonnen te worden. Ook dit blijkt voldoende uit
mijne aanhaling.
De lieer Y. meent dat men in de hooge Regeeringskringen te
Batavia waarschijnlijk in de toekomst zagtoen men met nadruk
aandrong op de terugzending van een deel der troepenmacht zegt
de heer K., terwijl hij daarop laat volgen: Och neenaan de toe-
Daarin (in dat geschrift) zegt de lieer Yan Goltstein, dat in de hooge Regee-
jringskringen te Batavia het vertrouwen op het stelsel van verzoening en pacificatie,
«na,ar ,h.et scheen, niet geschokt was.