195
komst van Atjeh werd niet bijzonder gedachtmaar alleen aan de
onmogelijkheid dat het Indisch Leger steeds in staat zou zijn zooveel
soldaten te geven.
Eilieve, maar heb ik van de toekomst van Atjeli gesproken? Was
de vrees voor uitputting van het leger geen denken aan de toekomst
Welk eene zivakke Regeering zou het wel geweest zijn-zou men
zeggenschrijft de heer K. na gesproken te hebben over mijne
onderstelling, dat de Regeering wel moest terugdeinzen voor het
aanwenden van het „argument irrésistibleomdat er reeds zoo
veel gesproken en geschreven was over de rijksdaalders van den
generaal Yan Swieten, en over het gemak waarmede Atjeh met geweld
kon worden ten onder gebracht die terwijl zoowel generaal Pel als
Legerbestuur de zaken op Atjeh zwaar blijven inziende aangebo
den middelen om tot een vergelijk te komen afwijstop grond van
courantenpraatjes en vlugschriften.
't Is vreemd dat de S. niet vat dat er onderscheid bestaat tus-
schen geschriften en geschriften, en dat ik in mijn opstel gewaagde
van 't stuk van Brutus, volgens den generaal Booms ongetwijfeld
een deskundige en vermoedelijk iemand die in hoogen rang de tweede
expeditie medemaakte en van het stuk van „Een patriot" (dit wees
ik aan als waarschijnlijk het meeste kwaad gesticht hebbende), dat
de eer genoot door den Minister van Koloniën ter fine van advies
te worden gesteld in handen van den generaal Yan Swieten, en dat
volgens den generaal Booms blijkbaar afkomstig is van een des
kundige, aan wiens stuk ongetwijfeld meer aandacht zou zijn ge
schonken, wanneer het onderteekend was. Waarom verzwijgt de
heer K. ook dit voor de lezers van „De Indische Gids." Opstellen
als die beide, zijn geene gewone courantenartikels of vlugschriften,
al staan ze in waarde misschien ten achteren bij de geschiedenis
van den heer K. die zweert bij de officiëele waarheid, al weet ieder
een dat eene goede geschiedenis niet kan worden geschreven, zonder
dat alle bronnen onderzocht, en door vergelijken en beproeven, zoo
veel mogelijk is uitgemaakt, welke de meest zuivere zijn.
Volgens den heer K. mist mijne meeninguitgedrukt in de voor
gaande allen gronden stuitten de onderhandelingen eenvoudig af
omdat cle Regeering in de eerste plaats den llabib niet vertrouwde en