'204
niet verdedigd worden) bijdragen en Indië beschermen tegen een coup
de main van eene zeer kleine macht.
Ook in de Eerste Kamer werden de begrooting van Marine, en vooral
's Ministers reorganisatie plannen, uitvoerig besproken. De buitenland-
sche vijand wordt echter daarbij slechts hier en daar ter loops aange
roerd. "Wij releveeren alleen het volgende gezegde van den heer Fransen
van de Putte
Ik geef den Minister toe, dat de gepantserde schepen als de Prins Hendrik en
Koning der Nederlanden eigenlijk in Indië niet tehuis behooren, althans indien die
in mindering strekken van het auxiliair eskader. Het eene is er heengezonden omdat
het reeds een weinig verouderd washet andere omdat het nooit aan de gestelde
eischen heeft kunnen voldoen.
Het lot der reorganisatie-plannen onzer maritieme strijdkrachten in
Indië is bekend. Niet spoedig zal er waarschijnlijk een minister gevon
den worden die op nieuw eene organisatie der Marine met het oog op een
buitenlandschen vijand in Indië zal voorstellen. Mocht men zich soms
nog illusies gemaakt hebben dat de Marine, zooals zij tegenwoordig is,
iets tegen een buitenlandschen vijand zou kunnen uitrichten, dan zullen
de merkwaardige woorden van den heer Van de Putte, die het weten kan,
die hoop wel voor goed hebben doen verdwijnen.
Wij zijn dus gerechtigd tot de conclusie dat, wanneer het spooksel van
den buitenlandschen vijand onverhoopt aan Indië's horizon mocht verrijzen,
alleen op het Leger de taak der bestrijding van dien vijand zal rusten.
Het gebruik van hulptroepen te Atjeh.
Wanneer men nauwkeurig de berichten van het oorlogsterrein nagaat,
dan blijkt het, dat hoewel de vijand altijd door de onzen geslagen en uit
zijne stellingen verdreven wordt, de in vergelijk met den zich in een
oogwenk over het terrein verspreidenden en snel terugtrekkenden vijand
bepaald zeer gering te noemen beweeglijkheid onzer geregelde troepen,
ons telkens van het voordeel eener slechts door een snelle en onafgebro
ken vervolging te verkrijgen volkomen overwinning berooft.
Het zich kort daarna weder verzamelen van den slechts uit elkaar
geslagen en niet verslagen vijand, gevolgd door het zoogenaamde fhuis
brengen''' is dan ook alleen daaraan te wijten, dat er in den laatsten tijd