216 bleef alzoo Loöng onbestraft onbestraft zeggen wijomdat de Loöngers, zooals hiervoren gezegd, ook naar het leven hadden ge staan, den vertegenwoordiger van het Nederlandsch gezagden veel- belovendensedert overleden controleur der lc klasse bij het Bin- nenlandsch Bestuur, Tadema. Inmiddels had de generaal Pel zijn zeventigdaagschen triomftocht in Groot-Atjeh volbracht, de IY, YI en IX Moekims onderworpen en hadden na zijn ontijdigen doodde generaals Wiggers van Kerchem en Diemont het overige van Pel's operatieplan tot een goed einde gebracht, zoodat van toen af aan eene expeditie buiten Groot-Atjeh minder ongelegen kwam. Toen dan ook in het hoofdkwartier de tijding werd ontvangen, dat de Loöngers gepoogd hadden zich aan zeeroof schuldig te maken, vond de toenmalige bevelhebber van Atjeh, de generaal Diemont, het geraden, eene expeditie van een half bataljon naar Loöng uitte rusten, in parenthesis zeer ten genoege van den verjaagden Kedjoe- roeandie reeds zoo vaakdoch altijd te vergeefsbij den Generaal om een paar compagnieën infanterie had aangeklopt. En zoo gebeurde het, dat op den 14den April 1877 den comman dant van het 8° bataljon infanterie, F. W. Meijer, den last gewerd, des anderen daags met 2 compagnieën scheep te gaan tot tuchtigiug van Loöng, aan welke lastgeving door de kapiteins J. A. Yink en ,T. L. Hamel, die respectievelijk de 1° en 4e compagnie commandeer den, vóór 11 uur des morgens in zoo verre was voldaan, dat de troepen behoorlijk en wel aan boord van het daarvoor aangewezen oorlogsschip gehuisvest konden heeten. Alvorens met ons verhaal van den tocht geleidelijk voort te gaan zij ons vergund een woord in het midden te brengen over de in die dagen gebruikelijke formatie van een tegen den vijand oprukken- den troep. Zijn thans van de achttientot het Indisch leger behoorende veld- bataljons er tienwier formatie op 1 Europees che en 3 Inlandsche compagnieën berekend is, in den tijd, toen wij te Atjeh dienden, werd gezegde éénheidsformatie ten spoedigste verbroken, zoodra. één of meer compagnieën in het veld moesten ageeren.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1884 | | pagina 229