HET VOORLOOPIG VOORSCHRIFT OP DEN VELDDIENST
VOOR HET NEDERLANDSCH-INDISCHE LEGER,
BEANTWOORDING DER DOOR DEN HEER C.
SENIOR GEMAAKTE BEMERKINGEN.
Met leedwezen bespeurden wij uit N°. 4 van het Ind. Milit. Tijd
schrift van het loopeude jaardat de heer C. Senior ontstemd is door
de slot-alinea van het artikel over het „Voorloopig Voorschrift
op den Velddienst voor het Ned.-Ind. Leger", voorkomende iu
N°. 1 van bovenvermeld tijdschrift. Aan die minder aangename ge
moedsstemming is het wellicht toe te schrijvendat hij aan de door ons
gebezigde woorden eeue uitlegging heeft gegevenwelke niet in onze
bedoeling heeft gelegen.
Niemand toch zal uit het door ons geschrevene het bewijs kunnen
leveren, dat wij het in beproeving gegeven Voorloopig Voorschrift
als „zóó buitengemeen" beschouwen, dat er „over te roepen valt",
veel minder nog dat wij den lof daarvan hebben verkondigd.
"Waar de „beoordeelaar", volgens onze zienswijze, gelijk had,
hebben wij niet geschroomd dat te erkennenwij zelf wezen leemten
aan. Doch waar de „beoordeelaar" mistastte en veranderingen voor
stelde moesten wij onze opinie daartegenover stellen en bevestigden
zoodoende de door hem aaugehaalde woorden: „la critique estaisée,
mais l'art est difficile"zonder daarmede het moeilijke van het gele
verde werk op het oog te hebben. De hoofdaanleiding tot de be
antwoording der critiek levert daarvoor het bewijs.
Wanneer wij evenwel de door C.Sr geleverde proeve van bewer
king en het meerendeel der gemaakte bemerkingen nagaan, dan
komen wij langzamerhand tot de overtuiging, dat het eene moeielijke
taak is een voorschrift samen te stellendatwat duidelijkheid en
degelijkheid betreft, de door hem geleverde proeve evenaardt. Als