221 land zochten, toog de mannelijke bevolking moedig langs het strand naar de zijde der versterkingen, om in hare bentings aan den op han den zijnden strijd deel te nemen en waagden zelfs eenigen zich, tandakkende en met den hoofddoek zwaaiende, op het plongé der borstwering, ten einde ons tartenderwijs tot het gevecht uit te noodigen. Middelerwijl beantwoordden de oorlogsschepen met hunne goed gerichte en te rechter tijd springende 16 duims granaten op alleszins bevredigende wijs het uitdagend lillavuur der Atjehers en had de inscheping plaats der compagnie, die het allereerst aan den vyandelijken wal zou worden gezet. Bij de inlading van dezen troep bleek echter, dat nog ééne sectie van de andere compagnie in de sloepen kon plaats nemen, zoodat op een gegeven oogenblik 5 officierenen 160 soldaten gereed stonden, de landing te beproeven. Door den kapitein-commandant waren, met goedvinden van den bataljons-commandant, die eerst later met de overige troepen volgen zoude, de navolgende bevelen uitgevaardigd de sloepen, elk gecommandeerd, voor wat den geëmbarkeerden troep betreft, door den luitenant, bewegen zich met éénen achter elkan der, onderling zoo dicht mogelijk opgesloten blijvendede voorste sloep roeit op den rechtervleugel (benting N° o) der vijandelijke stel ling aan, de achteraankomende sloepen formeeren zich, zoodra zij het strand genaderd zijn, links voorwaarts in bataille terwijl ten slotte, de geheele compagnie zich op den vijandelijken oever in linie op twee gelederen schaart. Eenmaal zoo ver gekomen, zullen nadere bevelen worden gegeven. Ter opheldering zij hier vermeld, dat de commandant der landings troepen, van het uit benting N°. 5 af te geven vuur afhankelijk wenschte te stellen, of de gedebarkeerde troep al dadelijk de genoemde versterking zoude pogen te nemen dan wel voorshands zich in het daarachter gelegen hout zoude nestelen, om eerst tot den aanval over te gaan, wanneer ook de 4° compagnie zou zijn geland. De sloepenflotille, zoolang mogelijk beschermd blijvende door het granaatvuur der schepen, zette zich eindelijk omstreeks 7 i uur v. m. in beweging. Ongeveer ter halverwege, op 250 M. afstands van het strand gekomen, opende de vijand het geweervuur, dat, te hoog in aanslag,

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1884 | | pagina 234