224
welke sloepen van elkander een tussclieuruimte van 25 M. zul
len onderhouden;
in de 2 linie:
de le compagnie van het 8e bataljon, in 4 sloepen, onder de be
velen van den kapitein Vink;
in de 3e linie:
de 4° compagnie vau het 8° bataljon, benevens de beide compag
nieën Amboneezen (kapiteins Hamel, Juda en Sonnenberg) in de daar
voor beschikbare sloepen
en in de 4e linie:
de officier van gezondheid der 2° klasse J. Paré met het ambu
lance personeel.
Als commandant van het geheel zoude voorloopig optreden de
oudste kapitein Sonnenberg, terwijl de majoor Meijer aanvankelijk aan
boord zou blijven, om den aanval goed te kunnen overzien.
Eerst later, wanneer de troepen vasten voet aan wal hadden, zou
majoor Meijer met zijn adjudant per giek zich zoo spoedig mogelijk
naar den wal doen roeien.
Het eerste object zou zijn de in het midden gelegen benting H°. 1. (1)
Terwijl de gewapende sloepen met den houwitser het strand zouden
schoonvegen, voornamelijk om den Atjeher te beletten, den aanvaller
bij het verlaten der sloepen, met den klewang te attakeeren, moesten
de troepen in de 2e linie, op een gegeven oogenblik, sloepsgewijze
tusschen de intervallen der 1° linie zoo ver mogelijk doorschieten, om
daarna te water te gaan, zich op het strand te verzamelen en eindelijk
de aangewezen benting stormenderhand te nemen.
De 3e linie onder meer rechtstreeksch bevel van kapitein Sonnen
berg zou dien aanval ondersteunen en daartoe de le compagnie van
het 8° bataljon zoo vlug mogelijk op den voet volgen.
(1) Het vereischt eenige toelichting- waarom de expeditie-commandant op 15 April
op 's vijands rechtervleugel en thans, twee dagen daarna, in het centrum wilde doen
landen. Bij de poging tot landing op 15 April was n. 1. uit de sloepenwaarge
nomen, dat 's vijands rechtervleugel beduidend sterk was, doordien zich ongeveer
achter benting H°. 5, nog eene andere versterking bevond, welke aanvankelijk van
uit de schepen niet was opgemerkt geworden. Tegen het sterke punt nu, waar twee
bentings achter elkander lagen, wilde de bevelhebber niet andermaal den aanval doen
ondernemen.