225 De majoor Meijer bepaalde voorts nog, dat na de vermeestering van benting N°. 1, de troepen onzerzijds zouden stand houden, in afwachting van nader door hem te geven bevelen. Door de zorg der marine zoude bij het krieken van den dag wor den aangevangen, de bentingrij met artillerievuur te overstelpen, terwijl gedurende de landing de Sambas naar voren eene flankstelling zoude innemen, om zoolang mogelijk te kunnen blijven doorvuren. Toorts zou eene reserve-landingsdivisie worden gevormd van de beschikbare bemanningen der oorlogsschepen, welke troepen onder bevel van den luitenant ter zee Le Bron de Vexela eerst later zouden debarkeeren, ten einde zoo dra de vijandelijke versterkingen genomen waren, deze door Janmaat te doen slechten, middelerwijl de infanterie verder binnenslands, zes met name genoemde groote kampongs in de asch zou leggen. Des morgens ten 4 ure is het „stille reveille", en bij het krieken van den dag begint, zooveel mogelijk buiten het gezicht van den vijand, de inlading der sloepen met de voor den aanval bestemde troepen. Den volgenden morgen bij die inlading bleek evenwel: 1°. dat de vier voor de 2e linie bestemde sloepen, behalve de lc compagnie van het 8° bataljon (kapitein Tink) nog bovendien eene halve compagnie Amboneezen (le luitenant Stoop) konden bevatten en 2°. dat in de sloepen der 3e linie daarentegen wat ruimte te kort kwam, waardoor een deel der 4e compagnie van het 8e bataljon (kapi tein Hamel) aan boord moest blijven tot tijd en wijle de marine-lan dingsdivisie van de schepen zou kunnen worden afgehaald. Omstreeks 7 ure in den morgen formeerde zich de sloepenflottille in gevechtsformatie, gelijk den vorigen avond bevolen was. Aan den commandant der 2e linie riep de kapitein-luitenant Scholten van Ascliat nog toe, dat, zoodra de landingstroepen den vijandelijken wal zouden genaderd zijn, hij vlak over onze hoofden heen, eene granaat tegen benting 27°. 1 zou laten werpen, waardoor de bestorming ge makkelijker zou vallen met het oog op den schrik, waarmede, door het opnieuw openen van het granaatvuur, de verdediger wellicht be vangen zou worden.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1884 | | pagina 238