230
weder in de gereed liggende sloepen, (zij, die aan strand waren
achtergebleven, het laatst) en een klein half uur daarna ontvingen
de troepen, aan boord der schepen van zeeofficieren en matrozen
een wel gemeenden gelukwensch met de behouden terugkomst.
Terwijl de verliezen onzerzijds zich slechts bepaalden tot den fuselier
De Jager, die hoogstwaarschijnlijk over boord geslagen en ver
dronken is en het aantal gewonden niet meer dan 3 bedroeg, telden
de Loöngers, volgens eene later van den Kedjoeroean bekomen
mededeeling, 12 dooden en 18 gewonden.
Hiermede liep de excursie af.
Alvorens de oorlogsschepen naar Oleh-leh zouden terugstoomen,
wenschten evenwel de Loöngers een bewijs te geven, dat zij in de toe
komst voor de eer van een tweede bezoek der „Compagnie" bedankten.
In den namiddag vau dienzelfden dag, omstreeks half vijf toch
werd aan het strand hoog uit het geboomte een witte vlag geheschen
en kwamen kort daarna behoedzaam uit den boschrand een viertal
Atjehers, door allerlei gebaren te kennen gevende, dat zij den ex
peditie-commandant wilden spreken.
De Kedjoeroean toog per sloep daarop in de richting der afge
zanten en keerde spoedig met de tijding terug, dat de voornaamsten
van Loöng eene deputatie naar den Heer Commandant wenschten
af te vaardigen, om voor hen allen vergiffenis te vragen.
Een en ander leidde er toe, dat tegen het vallen van den avond
een zestal ongewapende Atjehers met eene met velerlei vruchten
beladen prauw, aan boord der Borneo klampten en deze ex-vijanden
in de meest ootmoedige houding de salon van den overste Scholten
van Aschat binnentraden, om daar hunne bede om vergiffenis te
herhalen en tevens de belofte af te leggen, dat zij zeer spoedig naar
Kota-Radja zouden opkomen, om ook aan den generaal Diemont
vergiffenis te vragen en in diens tegenwoordigheid, voor de toekomst
trouw te zweren aan het Nederlandscli-Indisch gouvernement.
Yoor hunnen ouden Kedjoeroean, die zich schielijk getooid had
met een gouden keten om den hals en inmiddels eene verhevenheid
aan dek had opgezocht, om, daarop plaats nemende, zich als Yorst
te poseeren, maakten de Loongsche afgezanten op de meest eerbie-