253 Deze opmerkingen geven blijk dat het der Kamer ernst is eene behoorlijke controle op de begrooting uit te oefenen en dat daarbij geenszins uitsluitend het streven naar vermindering van uitgaven op den voorgrond staat, eene wijze van opvatting harer taak waarvoor het leger haar dankbaar mag zijn. Zien wij nu wat de Minister in zijne Memorie van Antivoord op noodig achtte. Ook al was men in beginsel voor beperking van den oorlogstoestand gestemd, dan nog scheen uitbreiding van strijdkrachten door de omstandigheden ge boden en kon deze zichnaar men meendeniet bepalen tot het vormen van een overcompleet uit inlanders, hetgeen men als regel niet vrij van bedenking achtte. Eveneens werden in de leiding onzer strijdkrachten in verschillende opzichten ver beteringen noodig geacht. Zoo werd gewezen op den nadeeligen invloed der mili taire bureaucratie, (1) alsmede op het ontbreken van een generalen staf in den eigen lijken zin des woords. In verband met 's Ministers mededeoling, dat aan den kampementsbouw te Malang niet meer dan f 250 000 zal kunnen worden verwerkt, dus f 110 000 minder dan vroeger verwacht werd, vroeg men of krachtig voortwerken aan de kampementen aldaar en te Magelang in het belang van den gezondheidstoestand der troepen niet dringend noodig was. De opmerking werd gemaakt, dat ook blijkens het groot aantal praeventief gedeti neerden de zaken voor den krijgsraad zeer langzaam worden afgedaan. Enkele leden vonden daarin aanleiding om als hun govoelen uit te sprekendat de straf van riet slagen bij het leger ontijdig is afgeschaft. In eene der afdeelingen meende men te weten datbij de niet zelden voorkomende verwisselingen van standplaats tusschen officieren, somtijds door dezen passagegelden genoten werden, waarop zij geen aanspraak hadden. Men vertrouwde, dat de Minis ter aan dit misbruik, daar waar het zich voordeed, een einde zou weten te maken. Hoe staat het, vroegen sommigen, met de zaak van den kwartiermeester Kleij? Zal de Minister zich in deze houden aan de toezeggingen zijner beide ambtsvoorgangers? In eene afdeeling werd het gevoelen verdedigd, dat de Minister in zijn op zichzelf loffelijk streven naar beperking van uitgaven te ver ging (2). Men achtte toch het gebruik van bergbatterijen in Indië hoogst noodzakelijk, en bracht in herinnering, hoe vóór een paar jaren op de aanschaffing daarvan door den toenmaligen legercom mandant sterk is aangedrongen. (1) Hier is die bemerking beter op hare plaats dan daareven. (2) Door het schrappen van den post voor aanschaffing van berggeschut,

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1884 | | pagina 266