254 de beschouwingen van het Yoorloopig Yerslag in het midden brengt. Onze nieuwsgierigheid omtrent het vragenlijstje wordt al aanstonds te leur gesteld. De Min. zegt nl. Tijd gewonnen is veel gewonnen, denkt de Min., en wat men in geheim Comité-generaal zegt, behoeft men in de openbare beraad slaging niet te verantwoorden. Wij gaan dus over tot de beantwoording der opmerkingen over afdeeling VII. Hierin is de Min. vrij uitvoerig; wij geven ze hier onder punt voor punt terug. Vooreerst wat betreft de leger formatie, qo mocwviw Slechts ten aanzien van één onderwerp, dat in het Yoorloopig' Yerslag is ter sprake gebracht, bevat deze Memorie van Antwoord geen inlichtingen. Over den toestand in Atjeh namelijk en over het aldaar te volgen regeeringsbeleid laat de ondergeteekende zich liever in dit stuk niet uit, omdat hij de voorkeur geeft aan eene „onomwonden uiteenzetting in comité-generaal", waarvan de wenschelijkheid blijkens het Yoorloopig Yerslag ook in de Kamer zelve gevoeld is. De ondergeteekende zou ook ten aanzien van Atjeh de meest „openhartige en ondubbelzinnige verklaringen" wenschen to geven; maar hij zal dit beter in comité-generaal dan in het openbaar kunnen doen. Wat de gebeurtenissen betreft waartoe de stranding van de Nisero op de kust van Tenom heeft aanleiding gegeven, zal de Kamer zeker goedvinden dat het verstrekken van inlichtingen wordt uitgesteld totdat de interpellatie heeft plaats gehad, waartoe reeds verlof werd verleend. Wat den aandrang tot uitbreiding der legerformatie betreft, kan de ondergeteekende niet anders doen dan herhalen hetgeen bij vorige gelegenheden laatstelijk in de door zijnen voorganger ingediende Memorie van Beantwoording betreffende het ver worpen begrootingsontwerp werd opgemerkt, namelijk dat die uitbreiding, voor zooveel het officierskorps en de Europeesche troepen betreft, niet anders zou kun nen zijn dan eene uitbreiding op het papier, die feitelijk geen andere gevolgen zou hebben dan vermeerdering van uitgaven, door aanvulling van vacatures in hoogeren rang en graad, en een grooter incompleet in de lagere rangen van het mfrcierskorps en in de gelederen der Europeanen. Of wijziging der formatie alleen in den zin van uitbreiding van het inlands'che leger-element noodig en nuttig zou zijn, zal nader onderzocht kunnen worden, indien daartoe door het legerbestuur voorstellen mochten worden gedaan, wat tot dusver niet is geschied, althans voor zooveel den ondergeteekende is gebleken. De verhouding, di« ,jn de thans geldende legerformatie tusschen het aantal Europeanen

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1884 | | pagina 267