255
Wij staan hier voor een prineipieël verschil tusschen den Min.
met zijne voorgangers en het Legerbestuur.
Het laatste wil vermeerdering van het leger met:
3 veld bataljons
1 depótbataljon,
1 bergbatterij
benevens reorganisatie van de garnizoens-troepen te Atjehtotaal eene
vermeerdering met 81 officieren en 2484 minderen, waaronder slechts
249 Europeanen. Het wenscht dus het leger te versterken met
tactische eenheden, met compagnieën, bataljons en batterijen. De
Min. daarentegen acht uitbreiding met officieren en Europeanen
onmogelijk en wil slechts geven uitbreiding met Inlanders, dus geen
vermeerdering van tactische eenheden, maar versterking dier eenheden
met het minst gezochte element van het leger.
Wij zullen hier niet napleiten over die beweerde onmogelijkheid van
vermeerdering met officieren en Europeanen, eene vermeerdering die,
volgens de vorige memorie van antwoord waarnaar de Min. verwijst,
ondanks alle krachtsinspaning niet te verkrijgen zoude zijn. Wij
hebben van die krachtsinspanning weinig bespeurd; misschien zijn
wij daarvoor hier te ver af, hoewel ook in Nederland eene buiten
gewone inspanning aan velen niet schijnt te zijn opgevallen, adres den
heer Kielstra in „de Gids'' van April jl. en, zooals wij straks zullen
zien, den heer Van Dedem in de Kamer zelf. Wij bepalen ons hier
tot de vraag of men door eene vermeerdering met Inlanders, zooals
de Min. bedoelt, en die neerkomt op eene versterking met manschap
pen van de Inlandsche compagnieën infanterie, het 'doel zal bereiken
dat met de gevraagde legernitbreiding werd beoogd. En daarop
meenen wij volmondig te mogen antwoorden: Neen.
V ooreerst is eene versterking der compagnieën een maatregel die
niet zoo voetstoots zonder voorafgaande rijpe overweging mag worden
genomen. Dat de compagnieën in Indië veel zwakker zijn dan in
Europa heeft zijne zeer goede reden in de eigenaardige Indische
toestanden van terrein en vechtwijze, terwijl voor de Inlandsche com
pagnieën nog in t bijzonder het motiet geldt dat de mindere mili-
en inlanders is aangenomen, is zoodanig dat liet niet bedenkelijk behoeft te worden
geacht om het aantal inlanders eenigszins boven de formatiecijfers op te voeren.