205 De heer Se ret was hiermede tevreden. Het zal nu de vraag zijn of de afgevaardigden, die voor den luitenant-kwartiermeester Kleyin de bres sprongen en wie het zeker niet aan goeden wil zal ontbre ken, in staat zullen zijn eene practische en tevens bevredigende op lossing dezer quaestie te ontwerpen. Wat den kademood betreft zien wij dat bij Regeering en Verte genwoordiging de goede wil schijnt te bestaan daaraan tegemoet te ko men. Uit Indië schijnen daaromtrent echter nog geen voorstellen te zijn ingekomen. Toch is deze zaak ongetwijfeld belangrijk genoeg om voor spoedige behandeling in aanmerking te komen. Hier zoude van eene inmenging van de militaire bureaucratie volstrekt niet ge zegd kunnen worden dat zij overdreven was. Reeds uit het jongste Koloniaal Verslag, welks cijfers thans meer dan een jaar oud zijn, bleek de verontrustende vermindering van het kaderen van voor uitgang sints dien tijd, of ook maar van maatregelen tot verbetering, hebben wij bij het leger tot heden weinig bespeurd. Dat toch te genwoordig met het aanstellen van kader de hand gelicht wordt, en weder kader aangesteld kan worden dat de daarvoor aangewezen scholen niet heeft bezochtzal, hoewel door den nood gewettigd wel geene verbetering genoemd mogen worden. Of zijn wij wagen hier op onze beurt eene schuchtere vraag die kaderscholen mis schien eene failure? Werkelijk het is niet aangenaam voor een Minister om na een uitvoerig onderzoek, in gesteld om tot redres te gerakenbij de Kamer te moeten komen met de mededeeling dat hetgeen zij verlangt niet uitvoerbaar is. Wij hebben daartoe geen middel kun nen vinden. Maar dit mag ik verzekeren dat de zaak niet luchthartig, maar hoogst ernstig hehandeld is, en met genoegen wil ik aan de toezegging in de Memorie van Beantwoording gedaan, voldoen om de op deze zaak betrekking hebbende adviezen ter griffie van de Kamer neder te leggen. Want mocht dan daaruit nog voortvloeien de ondekking van een middel om hetgeen gebeurd is te herstellen, zal het zeker niemand meer verheugen dan mij. Er is ge zegd, dat het een bewijs was, dat er in Indië slecht met de rechten en belangen der officieren werd omgesprongen. Wanneer ik mij niet vergis, heeft de handeling, die door de Kamer geoordeeld is in strijd te zijn met eene organieke regeling, niet in Indië plaats gehadik meendat zij van hier is uitgegaan. Ik wensch op het Indisch bestuur geen schuld te laten rusten, die zij niet verdiend heeft.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1884 | | pagina 278