267 De Minister antwoordde hierop De heer Van der Schrieck was met deze mededeeling, die wer kelijk een straaltje van hoop op het eindelijk verdwijnen van het incompleet aan Europeanen doet schijnen, ten zeerste ingenomen. De beraadslagingen over de begrooting van Koloniën in de Tweede Kamer waren, wat het leger betreft, hiermede geëindigd. Bij de debatten in de Eerste Kamer kwam het leger niet ter sprake. Dat de geheele begrooting is aangenomen en door den Koning bekrachtigd, werd sedert in Indië bekend. C. Indien liet resultaat van de werving in Nederland onverhoopt ongunstig mocht zijn, dan zou ik der Regeering wel in overweging willen geven om maatregelen te treffen, opdat het vereischte contingent in den loop van dit jaar worde uitgezonden, zonder daartoe in de verste verte toevlucht te nemen tot het te recht veroordeelde, verafschuw de en verfoeide ronselen of wat dies meer zij. Eens aannemende dat er meer vrijwilligers komen dan het zoo even genoemd cijfer dan zou ik der Regeering toch met bescheidenheid moeten aanraden die wervingen met kracht te blijven voortzetten. Immerseen ieder zal toestemmen dat onze krijgsmacht in Indië in deze oogenblikken versterking behoeft en dat het bovendien van groot nut zou zijn wannéér er bij de compagnieën eenige soldaten meer waren, dan bij de vastgestelde organisatie voorgeschreven is. Wanneer bij de begrooting slechts het noodige geld is uitgetrokken voor werving hier te lande van 2000 man voor Indiëdan is dat niet omdat men er niet meer zou willen nemen, maar het is eenvoudig de raming van hetgeen men verwacht te zullen verkrijgen. Mocht blijken dat de wervingen een beter resultaat hadden, dan zal dat de Regeering niet alleen zeer verheugen, maar zal zij zich beijveren om een suppletie-post aan te vragen en de manschappen aannemen, die zich aanmelden. De werving gaat op dit oogenblik vrij gunstig de laatste sterkte-staten die mij uit Harderwijk zijn toegezonden, doen verwachten dat de 2000 man, waarop voor dit jaar gerekend is, verkregen zullen worden. Mocht dit in eenig opzicht tegenvallen, dan zal mijn ambtgenoot voor Oorlog mij zeker wel willen blijven steunen om, langs wettelijken weg natuurlijk en met vermijding van al les wat de geachte spreker zoo sterk afkeurde, de werving zooveel mogelijk te bevorderen. De Regeering is volkomen doordrongen van de noodzakelijkheid om een einde te maken aan het incompleet en doet en zal alles blijven doen wat daartoe leiden kan. Aanvankelijk worden hare pogingen met succes bekroond.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1884 | | pagina 280