HET VOORLOOPIG VOORSCHRIFT OP DEN VELDDIENST. Antwoord aan een kapitein der infanterie gedetacheerd hij het Nederlandsche leger." Op bladz. 221 van No. 9 van het Ind. Milit. Tijdschr. jaargang 1883 werd door den „kapitein der infanterie" vrij nauwkeurig aan gegeven op welke wijze het Voorloopig Voorschrift op den Veld dienst werd samengesteld. Geheel juist was die mededeeling echter niet. Daarin vonden wij aanleiding, om in de le afl. van den volgenden jaargang, op bladz. 36, de juiste toedracht der zaak bekend te stel len Wij deden dat om te doen blijken waarom de bemerkingen op een officieel voorschrift werden wederlegd of bestreden en om te voorkomen, dat die vrijwillige arbeid zou worden toegeschreven aan personen van het Dep. v. O., waartoe aanleiding bestond door het voorkomende op bladz. 221. Daar toch zegt de „k. d. i.": „Wij „releveeren een en ander (de wordingsgeschiedenis), opdat men „ons niet verdenken zal van iets te hebben willen zeggen tegen de „Commissie en opdat een ander, mogelijkerwijze niet bekend met „het historische scheppingsproces van het nieuwe voorschrift, (niet) „onverdiend aan de Commissie enkele tekortkomsten van den ge- „leverden arbeid zoude wijten." De bemerkingen waren dus aan het adres van het D. v. O. dat den last tot de samenstelling en beproeving had gegeven. De we derlegging of bestrijding van die bemerkingen zou dus allicht aan die zijde gezocht worden. En om dat te voorkomen, gaven wij eene meer nauwkeurige beschrijving van de wordingsgeschiedenis. Ongegrond is de meening van den „k. d. i dat die bestrijding van zijne bemerkingen eene verdediging is van eigen werk, in den zin

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1884 | | pagina 281