269
als hij dit wil doen voorkomen, 't Was, zooals op pag. 36 te lezen
staat, eene toelichting voor de officieren, die bij den Genei-alen Staf
belast zullen worden met het herzien of omwerken van het Voor-
loopig Voorschrift.
Ook kunnen wij den „k. d. i." de verzekering geven, dat bij ons
geen „wrevel" heeft voorgezeten bij de beantwoording zijner bemer
kingen.
Doch is het ons euvel te duiden, dat wij aan „afbreken" denken,
wanneer hij, die zich als beoordeelaar opwerpt, woorden bezigt als
„bombast" 53), „hors d'oeuvre" 100); volzinnen leest op eene
wijze, welke aan opzet of aan onkunde doet denken 85); den
inhoud van eene niet juist weergeeft 291) en daarop zijne be
merkingen grondt en zich niet ontziet om, niettegenstaande hij een
goed doel voor oogen heeft, badinage te baat te nemen, om een voor
schrift, waaraan voor het Indisch Leger groote behoefte bestaat, in
discrediet te brengen, zonder daarbij een volledig plan aan te geven
van de wijze waarop hij zulk een voorschrift wenscht samengesteld
te heoben. Zulk eene wijze van beoordeelen achten wij schadelijk
en achten het onzen plicht, om de gevolgen daarvan zooveel moge
lijk te neutraliseeren, door onze opinie eenigszins sterk uit te doen
komen en bewijzen te leveren, zonder daarbij gebruik te maken van
middelen, welke niet vereenigbaar zijn met eene oprechte bestrijding
van zaken.
Alvorens tot de behandeling over te gaan van de dupliek van
den „k. d. i." wenschen wij nog een oogenblik stil te staan
bij de slotalinea van zijn opstel. Daarin legt hij ons, hoewel zij
delings, ten laste dat wij behooren tot de waanwijzen, die niet
kunnen dulden, dat een jongere anders denkt dan zij.
Wij merken daaromtrent op, dat de bemerkingen, volgens de bo
ven aangehaalde woorden van den „k. d. i." bestemd waren voor
het D. v. O., niettegenstaande daarbij werd gezegd, dat in het opstel
geen personen, maar het Voorloopig Voorschrift wordt beoordeeld.
Wij, die geheel buiten dat Departement staan, behoefden ons dus
niet in t minst te bekommeren over het geschrevene, ware het niet
dat de wijze van beoordeelen ons den indruk gaf van „afbreken
zonder opbouwen en ons noopte onze zienswijze daartegenover