271 „ling van den weg". Even goed hadden wij als voorbeeld kunnen stellen „helling van een dak", zonder dat daarom nog in 4 van het Yoorloopig Voorschrift sprake behoefde te wezen van een „weg" of van een „dak". Men zegt ook: de helling van dien weg, van dat dak of van die hoogte, van dien heuvel of berg bedraagt graden. En in dien zin moet „de helling" van 4 van het Voor- loopig Voorschrift worden opgevat, terwijl in de Terreinleer gezegd wordt dat de zijden, wanden, glooiingen of hellingen de vereeniging vormen van den top met den voet van een berg. In deze twee voorschriften heeft het woord „helling" dus eene verschillende beteekenis, doch niettemin zijn beide uitdrukkingen juist. Wij schromen dan ook niet deze stelling te onderwerpen aan het oordeel van allen die van de Terreinleer .eenige studie hebben ge maakt. Van onderofficieren, korporaals en manschappen kan dat niet zoo zeer gevergd worden (zie A. O. van 1875 n°. 76). Zij zijn dus in dit opzicht geen bevoegde beoordeelaars, doch wellicht zouden zij eene meer met de werkelijkheid overeenkomende uitlegging kunnen geven van de woorden „in den zin van". 15. Op de noodzakelijkheid om het woord „rizophoren" toe te lichten komt de „k. d. i." terug en beweert dat van de 25 officieren er geen 5 zijn, die weten wat rizophoren zijn. M. a. w. zegt hij dus, dat nog geen 20°/o van de officieren de omschrijving hebben gelezen van de wortelboomen (rizophoren) en van de nipahbosschen, welke gevonden wordt op bladz. 35 en 36 van de Terreinleer, waarvan de beoefening werd aanbevolen bij A. O. van 1875 n°. 76. Deze bewering durven wij niet te onderschrijven, om niet den lust *ot studie bij het Indisch officierskorps te gering te schatten. Ook moeten wij betwijfelen dat dit argument op ondervinding is ge grond, en onwillekeurig deden die woorden ons denken aan het spreekwoord „zoo de waard is vertrouwt hij zijne gasten", dat echter in dit geval niet is toe te passen, nu de „k. d. i." door zijne in deze aangelegenheid betoonde belangstelling in den dienst en door de voortdurende beoefening van de taktiek het bewijs heeft geleverd.. van zijn tijd nuttig te gebruiken. 79. De „k. d. i." blijft het wenschelijk achten om de in deze

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1884 | | pagina 284