273 ding tot eene verkeerde uitlegging van het voorgeschrevene bestond dus niet, want ware dat het geval, zeer zeker zou het dan niet aan de aandacht van den beoordeelaar zijn ontgaan. Op grond daarvan schreven wij „hoewel de duidelijkheid van het „Yoorschrift door deze omissie niet te zeer geschaad wordt, is redres „toch wenschelijk." Daarin vindt de „k. d. i." nu aanleiding te zeggen, dat wij spre ken van „onduidelijkheid die schaadt." Moeten wij nu aan ernst of kortswijl denken, of worden wij door „wrevel" zoo ver vervoerd, dat wij den zin van onze woorden niet meer kunnen of willen begrijpen? Wij schreven dat de duidelijkheid van het Voorschrift niet te zeer geschaad werd, doch dit sluit niet in zich dat de omissie bij het afdrukken eene onduidelijkheid heeft te weeg gebracht welke schaadt De oorspronkelijke bemerking op deze luidt als volgt: „Op „eenmaal echter doet de 4e alinea van 106 het beeld veranderen „en moet men zich wel wat schokkend onmiddelijk verplaatst den- „ken in een reeds te voren betrokken kantonnement, waar reeds een „commandant aanwezig is, bij wien de officier-kwartiermaker zich „alsdan te melden heeft." Deze opmerking betreft dus uitsluitend den eersten volzin van de 4e alinea, welke wij onmiddelijk op de 3C alinea willen laten volgen. Ware nu die omissie in het afdrukken niet begaan, dan zou die bemerking, volgens de opvatting van den beoordeelaar, evenzeer recht van bestaan hebben, omdat dan, instede van de 4e alinea, de 3e alinea van 106 het beeld op eenmaal zou cfoen veranderen en men zich dan, wel wat meer schokkend, onmiddelijk verplaatst moet den ken in een reeds te voren betrokken kantonnement. Daaruit blijkt o. idat de bemerking doelt op het schokkende, veroorzaakt door de achtereenvolgende vermelding der voorschriften, welke in acht genomen moeten worden bij het betrekken van een nieuw kantonnement en van een kantonnement dat reeds belegd is, hetwelk te erger wordt wanneer die voorschriften inéén alinea op elkander volgen. Ons is het evenwel niet opgevallen, dat die be merking doelde op de door ons later bekend gestelde omissie in

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1884 | | pagina 286