278 237, terwijl in 205 eene bepaling van gelijke strekking is opge nomen voor den commandant der voorposten. Eene gelijke bepaling te maken voor alle commandanten, dus ook voor de commandanten van groote colonnes, achten wij minder geraden, omdat deze kunnen beschikken over voldoend personeel, dat hen volledig kan inlichten omtrent den toestand en ook dewijl in sommige gevallen door de toepassing van zulk een voorschrift vertraging kan ontstaan in het nemen van maatregelen welke spoed vereischen. 22. De beginselen aangegeven omtrent het aflossen van troepen welke in gevecht zijn, het tot gehoorzaamheid dwingen van soldaten tijdens het gevecht, en het waken tegen het willig verlaten der gele deren, onder voorwendsel van gewonden te helpen, behooren o. i. te huis iu bovenbedoeld hoofdstuk over „Tactische wenken en dienst voorschriften te velde", waarin ook kunnen opgenomen worden be palingen betreffende de verdeeling van buitgelden en het toezicht over officiers-bedienden. 23. De in het Fransche velddienst-reglement voorkomende bepa ling omtrent de vrouwen „de mauvaise vie" kan moeilijk voor het Indisch leger worden toegepast, zonder het doel te missen, beoogd met het medenemen van eenige vrouwen voor elke compagnie, welke op expeditie gaat. 24. De wenschelijkheid om voor het Indisch leger meer bepaalde voorschriften te geven voor nachtelijke excursien kunnen wij niet beamen. De aanleiding, welke in Europa voor den aanvaller bestaat, om naar middelen om te zien, zich te vrijwaren voor te groote verliezen, bestaat tegenover een inlandschen vijand niet, terwijl wij tegenover een buitenlandschen vijand bijna uitsluitend als verdediger zullen optreden. Hu die aanleiding voor het Indisch leger slechts in zeer beperkten zin aanwezig is, zal de wenschelijkheid alleen kunnen gemotiveerd worden door eene grootere kans op succes. Doch daar deze veelal gering blijft door onze onbekendheid met het terrein en de vijande lijke stelling, door het niet aanwezig zijn van wegen en door de weinige vertrouwbaarheid van de gidsen, zien wij de noodzakelijkheid van eene nadere aanbeveling niet in. 25. Nog brengt de „k. d. i." de vraag te berde hoe de velddienst

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1884 | | pagina 291