281 mij werden aangegeven, maar tevens werd gewezen op de „Java Bode" van den 18 Juli 1881, en 't Tijdschrift voor Nederlandsch- Indië van October 1881, waarin het in de genoemde officiëele Ja- vasche Couranten voorkomende, bij wijze van uittreksels is overge nomen? Dan vraag ik mij tevens af of iemand van wien de heer K. uitdrukkingen verwacht als die, welke hij in eene noot een „liefhebber" in den mond legt, de steller kan zijn van de reeks be langrijke „Brieven uit Atjeh" (er zijn er minstens een 170-tal) die van September 1878 tot Augustus 1882 in de Locomotief versche nen? En ik antwoord: Neen! dat is onmogelijk, door te veel te willen bewijzen, heeft de heer K. niets bewezen. Iemand die zich weet te bewegen op 't gebied der schoone letteren, van wijsbe geerte, van land- en volkenkunde, van krijgswetenschap enz. kan moeielijk zoo bekrompen van begrip zijn als de heer K. zich voor stelt. Men lette maar eens op de beoordeeling van het werk „Generaal van Swieten contra den generaal Verspijck", (1) en men zal onmiddelijk zien dat de heer K. moet dwalen. Wat mij betreft, al ging ik, wat aangaat zijne agressieve inspiratiën, niet met den schrijver der bewuste brieven mede, toch heb ik hem steeds bewonderd om zijne veelzijdige kennis, zoo zelfs dat ik latei- den redacteur der Locomotief deed verzoeken, mij de nummers waarin zij verschenen te willen toezenden, en 't is geen zelfverheffing ik meen de waarde van een geschrift, dat niet speciaal handelt over technische zaken, even goed te kunnen beoordeelen als de heer K. Wel spijt het mij voor den briefschrijver, dat hij zich heeft veroorloofd, in het laatst van 1880 te zinspelen op den toenmaligen chef der genie te Atjeh, maar tot de algemeene waarde zijner pennevruchten doet dit weinig af. Maar zoo zal wellicht de heer K. zeggen de schrijver heeft zich niet alleen bepaald tot het vermelden van feiten, die ook in de Rapporten van den Gouverneur en Militairen Bevelhebber zijn vermeld. En ik antwoord: Zeer juist, de schrijver heeft ook op goede gronden rustende voorspellingen gedaan, en ze zijn door de uitkomst volkomen bevestigd. Hij heeft daardoor, aangenomen zelfs, dat hij in kampong (1) Locomotief 22 Januari en 30 Januari 1881.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1884 | | pagina 294