284 -
niet, alhoewel zij te Atjeh waren. Wordt daardoor niet bewezen,
dat een der getuigen in het proces van Bazaine gelijk had, toen hij
zeide: „zij die het dichtst bij zijn, zien niet altijd het best."
De lieer K. meentdat mijn niet in staat zijn tot owpartijdig
oordeelen, oolc blijkt uit hetgeen ik, op gezag van den gepensionneerden
kolonel Diepenbroekmededeelde omtrent Toekoe Lampasejdie ons
voorwaarts dringen zou hebben afgekeurdterwijl deze N. B. de her
stelling van zijn gezag in de IV Moekims geheel aan ons voorwaarts
dringente danken had.
Zonderlinge redeneering. Gesteld eens dat de heer K. ons „voor
waarts dringen" eene groote fout had genoemd, maar dat juist dat
voorwaarts dringen aanleiding had gegeven, b. v. b. tot zijne be
noeming tot luitenant-kolonel, belast met de waarneming van het
civiel gezag in een der veroverde streken, Zou dan, doordat hij
aan ons voorwaarts dringen zijne bevordering en benoeming had te
danken gehad, zijne afkeuring zijn weggecijferd De heer K. vergeve
mij dat ik onder zijne aandacht breng, dat zijn bewijsgrond niet getuigt
voor logisch denken, en het maken van zuivere gevolgtrekkingen.
Maar bovendien. Toekoe Lampasej had de herstelling van zijn
gezag te danken aan de uitvoering van het oorspronkelijk plan
van Pel, het bezetten der kuststreek en van de VI Moekims in 't
laatst van December 1875 en Januari 1876. Daarvan 'werd reeds
in de volgende maand afgeweken door ons verder voorwaarts dringen,
en in 1878 en 1879 in nog veel grootere mate, door ons voorwaarts
dringen in de XXII en XXVI Moekims. Gesteld nu zelfs dat
Toekoe Lampasej, ons eerste voorwaarts dringen niet heeft afge
keurd, volgt daar dan uit dat hij ook ingenomen is geweest met
de daarop gevolgde zoo hoogst nadeelige uitbreiding onzer stelling,
en ook deze niet heeft afgekeurd
Immers neen. (1) Overigens nog eene vraag: moet minder waarde
(1) Wanneer de heer K. de moeite wil nemen de mail-editie van „De Indiër" van
29 Augustus 1874 in te zien, dan zal zijn oog vallen op een van mij afkomstig
stuk, getiteld „Atjeh". In dat opstel zeide ik dat het bezetten der strategische lijn
Koerong-Raba Kotta-Radja mij voorkwam een groot gewicht te bezitten, ook om
dat wij daardoor meester werden van alles wat binnen die lijn was gelegen (de YI
Moekims en het meerendeel van de IY Moekims). Yolgt daaruit dat ik ook verder