290
pen (drooge nipa bladen) dak, is, zelfs wanneer de bezetting maar
12 man bedraagt, zeer goed verzekerd tegen een rechtstreekschen
aanval, tenzij het den vijand op de eene of andere wijze gelukt (en
vooral bij naclit is dit niet onmogelijk) den brand in het dak te steken.
Maar de bezetting van een dergelijk wachthuis kan bijna onmoge
lijk altijd binnen de pallisadeering blijven en staat, wanneer zij
onverhoopt geheel of gedeeltelijk buiten de enceinte is, evengoed
bloot aan overrompeling, als in der tijd die van de blokwacht op
Pasar Bakarion, daargelaten nog dat de vijand haar wellicht naar
buiten kan lokken door haar in den waan te brengen, dat zij ergens hulp
kan verleenen, en dat zoo'n versterking, ligt ze dicht bij andere posten,
ook nog het nadeel kan hebben bij een vijandelijken schijnaanval
ook de bezettingen dier posten in eene hinderlaag te lokken. Op al die
gronden meen ikdat het niet onmogelijk is, dat van de bezettin
gen der opgerichte wachthuizen, op een kwaden dag, de eene of
andere het lot ondergaat van die van de blokwacht op Pasar Baka
rion. En al is het zeer goed mogelijk, dat andere redenen, dan
vrees voor voldoende veiligheid tot de opheffing der bedoelde wacht
huizen geleid hebben, b. v. b. het volkomen gebrek aan een goed
stelsel, dat te Atjeh na het vertrek der 2e expeditie steeds deed
handelen onder den indruk van het oogeublik, zoo neemt dit niet
weg, dat mijne onderstelling steunde op zeer goede gronden.
De heer K. wees in zijne voordracht op de vrouw en het kind
van een Kapitein, die zonder geleide in Februari 1880 in een dos
a dos naar Pakan Kroeng Tjoet reden, en op een officier die in
Februari 1881 te paard en mede zonder geleide alle posten bezocht.
Waarom niet liever zich zelf tot voorbeeld gesteld. Of heeft de heer
K. die van Januari 1880 tot Mei 1881 te Atjeh was, en die wel
licht ook wel eene enkele maal posten zal hebben bezocht, het noodig
geacht dit wel onder geleide te doen? Zoo ja, dan worden zijne
bewijsgronden er niet krachtiger door.
De heer IA, wijzende op de betrekkelijke veiligheid, die in 1880
en 1881, hoewel in afnemende mate in Atjeh heerschte, heett geheel
over het hoofd gezien, dat hetzelfde verschijnsel zich ook een viertal
jaren vroeger voordeed. Een hoofdofficier die in Juli 1876, dus
eenige maanden na de operatiën onder Pel te Atjeh kwam en in Mei