291 van het volgende jaar van daar wegging, schreef mij naar aanleiding der repliek van den heer K. „zonder geleide bezocht ik de kampong Boekit Seboen. Yerder ging ik te paard zonder geleide van Kotta Radja naar Biloel Zuid, Pakan Badak, Boekit Seboen, Kroeng Raba, Pakan Kroeng Tjoet, Tjadee, Kadjoe, over Pager Ajer missigit naar Pango, over Blang Oe naar Oleh leh en zoo al meer, al naar dat het in mijn dienst te pas kwam." Dus een toestand geheel overeenkomstig met dien in 1880 en in het begin van 1881 na de krijgsverrichtingen in de XXII en XXYI Moekims. Maar ook precies dezelfde toestand, toen men na Samalangan de troepenmacht verminderde. De generaal Diemont was niet vervangen door een civiel ambtenaar, maar door den kolonel Van der Heijden, en toch vertoonden zich ook toen allengskens al meer en meer onrustbarende verschijnselen, die ein digden met het afloopen van het hospitaal en den inval van den Habiben als gevolg van dien, met het zoo spoedig mogelijk terugzenden der naar Java teruggekeerde troepen. Ik eindig. Mocht de heer IC. deze polemiek willen voortzetten, ik ben er toe bereid. Echter onder ééne voorwaarde. Niet alleen ik, maar ook geheel onbevooroordeelde vrienden, hebben in het schrijven van den heer IC. een meestertoon meenen op te merken, welken hij, vol gens mijne bescheidene meening, nog niet gerechtigd is te voerendie dit was het gevoelen van een dier vrienden eenigszins wrevelig maakt, en die zeker minder te pas komt, tegenover iemand, die volkomen belangeloos, ook wat betreft honorarium, zijne denkbeelden mededeelt, in de hoop nut te zullen stichten, en te doen terugkomen van den sedert tien jaren ingeslagen weg, die hij meent dat tot onzen ondergang of ten minste tot groote uitputting moet leiden. Mocht de geachte schrijver op die wijze willen voortgaan, dan zal hij mij tot mijn leedwezen verplichten, voortaan tegenover hem te zwijgen. Batavia, 18/6/84. H. A. A. X.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1884 | | pagina 304