In liet Voorschrift zijn de onderwerpen paragraafsgewijze en meer
nauwkeurig omschreven, hetgeen o. i. niet als een gebrek kan
worden aangemerkt voor een officieel voorschrift.
Als tweede bewijs voor de „karakterloosheid" van het Voorschrift
wordt genoemd het gebruik van woorden als „beveiligingstroep",
„kondschapsdienst", „marschveiligheidsdienst", enz. welke niet in
„De Vries" voorkomen.
Hieromtrent wordt opgemerkt, dat dit samengestelde woorden zijn,
waarvan de samenstellende deelen zuiver Nederlandsch zijn en wel
degelijk in het genoemde woordenboek gevonden worden. „De Vries",
geeft ook niet aan„zoutverkooppakhuismeester" en toch heeft dit
woord in Indië het burgerrecht verkregen.
Als derde bewijs wordt aangevoerd, dat in het Voorschrift, in strijd
met het Indisch terrein de toestanden en troepenmacht, voornamelijk
gewerkt wordt met flankcolonnes, gros van voorhoede, verkennings
korpsen, cavalerie divisiën, enz.
Voor zoover wij ons herinneren is in het geheele Voorschrift geen
sprake van „cavalerie divisiën." Wij zullen de vermelding van dat
woord aannemen als eene vergissing, waarvan de qualificatie gelijk
te stellen is met die omtrent de ten laste gelegde verloochening.
En wat het verdere gedeelte dezer aanmerking betreft moeten wij
aanteekenen, dat in een oorlog tegen een buitenlandschen vijand op
Java, het Voorschrift niet altijd in strijd zal wezen met het terrein,
noch met de toestanden, noch met de troepenmacht.
Wil men de mogelijkheid van zulk een oorlog op zijde stellen, (1)
dan valt er veel en in vele opzichten te vereenvoudigen. Doch zoolang
„in principe" blijft aangenomen, dat de verdediging van de koloniën
tegen een buitenlandschen vijand behoort tot de taak van het Indisch
leger moet daarop ook in alle opzichten worden gerekend.
En wanneer dus niet alles werd omschreven wat tegenover een
buitenlandschen vijand moet worden betracht, zou dit al licht tot
grove misslagen kunnen aanleiding geven. Zoo zou b. v. bij de waar-
- 20
(1) De lieer C. Sr. neemt die mogelijkheid aan zie le alinea van bladz. 460, waarin
gesproken wordt van niet ingeschoten Europeesche Artillerie", waar tegenover de
compagnies-marschcolonne te gebruiken zal zijn. Het gewicht van dit argument
doorgronden wij niet goed. Ingeschoten artillerie toch is o. i. meer te vreezen.